Paragraaf 5.1.08

Paragraaf 5.1.08
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 5.1.08

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt vier veranderingen noemen die hebben bijgedragen aan de 1e groene revolutie
  • Je kunt drie nadelen noemen van de 1e groene revolutie
  • Je kunt vier redenen noemen waarom de 1e groene revolutie in Sub-Sahara Afrika niet tot verbeteringen van de voedselproductie leidden.
  • Je kunt de overeenkomsten en verschillen benoemen tussen gentechnologie en marker-assisted selection.
  • Je kunt acht manieren noemen waarop de voedselproductie kan toenemen. 
  • Je kunt vier manieren noemen waarop gemengde landbouw voor meer voedselzekerheid kan zorgen. 
  • Je kunt drie voordelen van gemengde landbouw noemen
  • Je kunt zeven dingen noemen waarmee consumenten kunnen bijdragen aan de oplossing van het wereldvoedselprobleem.
  • Je kent enkele innovaties die kunnen bijdragen aan het oplossen van het wereldvoedselvraagstuk.
  • Je kunt enkele gedragsveranderingen noemen die kunnen bijdragen aan het oplossen van het wereldvoedselvraagstuk.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten
Maak van paragraaf 1.8 opdrachten 1 en 2
timer
8:00

Slide 9 - Tekstslide

1 a Nee, want op de eerste plaats is de bevolking in ontwikkelingslanden sneller gegroeid dan gemiddeld. Bovendien laat de grafiek niet zien of het landbouwareaal waarop graanteelt in ontwikkelingslanden plaatsvindt, veranderd is.
 b Op lagere schaalniveaus komen grote verschillen tussen gebieden aan het licht. In Sub-Sahara-Afrika heeft de groene revolutie namelijk nauwelijks tot een verbetering van de voedselproductiviteit geleid. In andere perifere gebieden moet de productiviteit dus veel meer toegenomen zijn dan de grafiek laat zien.

Slide 10 - Tekstslide

 c De eerste groene revolutie had negatieve neveneffecten voor het milieu en voor kleine boeren. Om voor toekomstige generaties blijvend voldoende voedsel te kunnen produceren, zullen daarom duurzamere keuzes gemaakt moeten worden.
2 a Bij gentechnologie worden de gewenste eigenschappen door middel van stukjes DNA direct geïmplanteerd in een organisme. Bij kruising en selectie moet je telkens afwachten of de gewenste eigenschap wel overgedragen is. Bovendien kun je met gentechnologie eigenschappen van verschillende organismen met elkaar combineren.

Slide 11 - Tekstslide

 b De genetisch gemanipuleerde zaden zijn duur en moeten elk jaar opnieuw aangeschaft worden. Voor landen in de periferie wordt het dan al snel te duur.
 c Bij marker-assisted selection wordt niet in het DNA ingegrepen. De mogelijke risico’s op milieu- en gezondheidsproblemen die bestaan bij gentechnologie ontbreken daardoor.

Slide 12 - Tekstslide


 d Er zijn door middel van deze methode gewassen ontwikkeld die ofwel enkele weken onder water kunnen staan, of die relatief weinig water nodig hebben. Door de klimaatverandering zullen sommige gebieden te maken krijgen met meer overstromingen en andere met toenemende droogte. De genoemde gewassen zullen in deze gebieden dus een hogere opbrengst hebben dan traditionele gewassen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

1

Slide 19 - Video

02:11
Hoeveel gooien Nederlandse huishoudens samen weg?

Slide 20 - Open vraag

Opdrachten
Maak van 1.8 opdrachten 3,4 en 5 
timer
12:00

Slide 21 - Tekstslide

3 a Voor een deel wel: de meeste centrumlanden behalen een hoog percentage en de meeste perifere landen een laag percentage, maar vooral in de semiperifere landen zijn de behaalde percentages heel divers. Ook zijn er gebieden in de periferie die heel goed scoren en gebieden in het centrum die matig scoren.
 
 


Slide 22 - Tekstslide

 b Nee: groen wil zeggen dat de productiviteit hoog is ten opzichte van de maximaal haalbare productiviteit in dat gebied. Als de maximale productiviteit laag is, door bijvoorbeeld een ongunstig klimaat, kan een gebied met een lage productiviteit dus toch groen zijn. Omgekeerd kan in een oranje gebied de productiviteit best hoog zijn.
 c Australië is zeer dunbevolkt, waardoor de noodzaak ontbreekt om overal een maximale productiviteit te behalen.

 


Slide 23 - Tekstslide

 d Het is wel erg voor gebieden die ver van de maximale productiviteit af zitten: in deze gebieden is de kans groot dat er voedseltekorten zijn en dat de voedselproductie een lage economische waarde heeft. Aan de andere kant is het in principe voldoende als er wereldwijd genoeg voedsel wordt geproduceerd. Als de verdeling ervan optimaal zou zijn, hoeft de productiviteit niet overal maximaal te zijn. Bovendien zorgt intensieve landbouw voor meer milieuschade.
 


Slide 24 - Tekstslide

4 a D
 b Voor vismeel moet er evengoed wilde vis gevangen worden, waardoor de visstand alsnog daalt (zowel van de gevangen vissoorten als van de vissoorten die hoger in de voedselketen zitten).
 c Voorbeelden van voordelen:
  – Deze voedselbronnen kunnen het dreigende eiwittekort helpen voorkomen.
  – Deze voedselbronnen worden in (zee)water geteeld, wat de druk op het land verkleint.
  – Deze voedselbronnen kunnen vrijwel onbeperkt verbouwd worden.



Slide 25 - Tekstslide

 d – Voordeel: ze leveren eiwitten en zijn in veel landen al een normale voedselbron.
  – Nadeel: in landen waar insecten nog geen normale voedselbron zijn, zullen veel mensen hun weerstand moeten overwinnen.
5 a – Als de oogst van één gewas mislukt, leveren de andere gewassen toch nog voedsel op.
  – Gemengde landbouw bespaart kosten, onder meer doordat er minder irrigatie nodig is en minder of geen kunstmest en bestrijdingsmiddelen.


Slide 26 - Tekstslide

 b In centrumlanden komt overvoeding en verspilling het meest voor. Ook is de vleesconsumptie er het grootst. Bovendien kunnen consumenten in centrumlanden door hun hogere welvaart gemakkelijker kiezen voor alternatieve voedselbronnen.
 c Voorbeelden van juiste antwoorden: supermarkten kunnen groenten en fruit die er niet meer zo goed uitzien met korting verkopen, restaurants kunnen als keuze kleinere porties aanbieden.


Slide 27 - Tekstslide