Je weet hoe de voedselproductie zich ontwikkeld heeft van vroeger tot nu.
Je weet wat de begrippen landbouw, akkerbouw, veeteelt en tuinbouw betekenen.
Je weet wat een monocultuur is in de akkerbouw en de voor- en nadelen.
Je weet wat de verschillen zijn tussen kunstmest en organische mest.
Bij gewasbescherming ken je de begrippen: biociden, niet-selectieve gewasbeschermingsmiddelen, resistentie, biologische gewasbescherming.
Je kunt biologische landbouw beschrijven.