Les 3 ABCD gedrag

3. Omgaan met ongewenst gedrag
Aan het eind van deze les :
  • kun je omschrijven hoe je moet omgaan met ongewenst  gedrag
  • kun je het begrip meeveren benoemen
  • kun je het belang van grenzen aangeven benoemen
  • kun je aandachtspunten van het plan van aanpak benoemen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ABCD gedragMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

3. Omgaan met ongewenst gedrag
Aan het eind van deze les :
  • kun je omschrijven hoe je moet omgaan met ongewenst  gedrag
  • kun je het begrip meeveren benoemen
  • kun je het belang van grenzen aangeven benoemen
  • kun je aandachtspunten van het plan van aanpak benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat versta je onder 'ongewenst gedrag'?

Slide 2 - Woordweb

Ongewenst gedrag kan bedreigend zijn. Denk maar aan schelden, beledigen, pesten, bedreigen en fysieke agressie.
Vragen
  1. Wie heeft wel eens ongewenst gedrag meegemaakt?
  2. Wat is de meeste heftige vorm van ongewenst gedrag dat je hebt meegemaakt?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vier soorten gedrag
De vormen van ongewenst gedrag kun je globaal in vier groepen verdelen. Als iemand ongewenst gedrag vertoont, heeft dat bepaalde kenmerken. Die horen bij een van de vier soorten ongewenst gedrag:
A-gedrag
B-gedrag
C-gedrag
D-gedrag
Deze vier soorten gaan we kort behandelen!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A-gedrag
Klaagt, zeurt en biedt zijn excuses aan en probeert de situatie in eigen voordeel te veranderen.

Oorzaken:
- gefrustreerd
- zijn doel niet bereiken
- vindt dat hij in zijn vrijheid wordt aangetast

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je WEL doen?
  • beschrijf wat je zag/hoorde
  • geef iemand de gelegenheid om te reageren
  • toon begrip (meeveren)
  • geen argumenten voor je aanwijzing
  • leg uit dat je geen uitzonderingen gaat maken

Slide 6 - Tekstslide

Het is belangrijk dat het A-gedrag niet overgaat naar B-gedrag. Daarvoor moet je de-escalerend optreden.
Wat moet je NIET doen?
  • de situatie negeren
  • bagatelliseren (je hecht geen waarde aan de aangevoerde argumenten)
  • formeel reageren (dus alleen de regels noemen en geen aandacht besteden aan emotie)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van A-gedrag
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

B-gedrag
Levert kritiek op de regel en het feit dat jij een regel handhaaft.

Oorzaken:
- gefrustreerd
- zijn doel niet bereiken
- vindt dat hij in zijn vrijheid wordt aangetast
 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je NIET doen?
  • de situatie negeren
  • formeel reageren
  • intimideren (iemand overdonderen door angst aan te jagen)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je WEL doen?
De-escalerend optreden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn twee oorzaken van A-gedrag?
A
belemmering willen wegnemen die verhindert dat een doel wordt bereikt
B
afreageren van frustraties
C
gevoelens van onmacht
D
iemand vindt dat zijn vrijheid wordt ingeperkt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn twee oorzaken van B-gedrag?
A
een belemmering willen wegnemen die verhindert dat een doel wordt bereikt
B
drank en drugs gebruik
C
gevoelens van onmacht
D
iemand vindt dat zijn vrijheid wordt ingeperkt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn kenmerken waaraan je A-gedrag kunt herkennen? (meerdere antwoorden zijn juist)
A
persoon gaat klagen en zeuren
B
persoon noemt argumenten om het ongewenste gedrag toe te staan
C
persoon ontkent het gedrag
D
persoon beledigt jou persoonlijk

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je WEL doen bij A-gedrag? (meerdere antwoorden zijn juist)
A
de-escaleren
B
bagatelliseren
C
toegeven aan de wens van de betrokkene

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

C-gedrag
Iemand wordt persoonlijk en probeert uit te lokken dat je ondoordacht gaat handelen. Iemand gaat schelden, beledigen, negeren, pesten of discrimineren. 

Oorzaak:
- frustraties

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je NIET doen?
  • extreem negeren
  • de ander overtroeven met een gevatte reactie
  • fysiek contact uitoefenen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je WEL doen?
  • Negeren
  • Rustig blijven
  • Grenzen aangeven
  • De ander voor een keuze stellen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van C-gedrag

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

D-gedrag
Gedrag waarbij iemand met geweld dreigt of gebruikt. Deze vorm is het meest ingrijpend en dan spreken we over 'agressie'.

Oorzaken:
- frustratie
- zijn zin willen krijgen
- agressie als gevold van psychische of lichamelijke ziekte
                        Vaak spelen gebruik van alcohol of drugs een rol!

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je NIET doen?
  • aanmoedigen
  • zelf meer geweld gebruiken dan nodig is
  • te weinig afstand houden
  • kalmte verliezen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je WEL doen?
  • letten op eigen veiligheid
  • roep eventueel hulp in
  • neem afstand
  • ga desnoods weg
  • houd oogcontact
  • praat rustig
  • ga niet in discussie

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je D-gedrag aan zien komen? Noem een aantal non-verbale signalen

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Non-verbale signalen
  • snel en oppervlakkig ademen
  • boosheid
  • gebalde vuisten
  • uitdagend gedrag
  • opeengeklemde lippen
  • strakke blik in ogen
  • kleurverandering in gezicht en nek
  • hevig transpireren

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Hoe ga jij om met conflicten? Ga naar deze website en doe de test.
Welke stijlen gebruik jij volgens de uitslag bij conflicten?


timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vragen die je jezelf moet stellen bij het maken van een Plan Van Aanpak/Doel Aanpak Analyse?

Slide 27 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1. Wat is het doel van mijn optreden?
- wat wil ik bereiken?
- bepaal het doel en ga naar vraag 2
2. Wat zijn de risico's in deze situatie?
Welke mogelijke gevaren loop ik als handhaver/beveiliger en andere betrokkenen, zoals een verdachte van een strafbaar feit en omstanders?
- Risico's te groot
a. waarnemen
b. meldkamer informeren
c. assistentie vragen
- Aanvaardbare risico's: ga naar vraag 3
3. Ben ik bevoegd om te doen wat ik nodig vind?
Mag ik bijvoorbeeld in deze situatie iemand aanhouden?
- niet bevoegd
a. waarnemen
b. meldkamer informeren
c. assistentie vragen
- wel bevoegd: ga naar vraag 4
4. Kan ik het gewenste doel bereiken?
Beschik ik over de juiste middelen en de benodigde vaardigheden om het doel te bereiken?
- Kan niet bereikt worden
a. waarnemen
b. meldkamer informeren
c. assistentie vragen
- Kan bereikt worden: ga naar vraag 5
5. Hoe kan ik het doel bereiken?
Wat moet ik achgtereenvolgens doen?
Dit noem je het 'actieplan'.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips
Hier een 5 tal tips over hoe je het beste kan omgaan met verbale agressie


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Je bent handhaver en je hebt met een collega dienst in het buitengebied. Zondagochtend zie je al vroeg een busje dat een bosperceel binnenrijdt en daar een aantal vaten dumpt. De drie mannen in het busje hebben jullie nog niet gezien. Ze rijden het bosperceel weer uit in jullie richting.

Maak voor deze situatie in tweetallen een plan van aanpak/DAA en beantwoord de 5 vragen die net behandeld zijn (docent scrolt 2 slides terug)
timer
5:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies