In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
3.1 Machthebbers in Europa
Aan het einde van deze les weet je:
hoe de Engelse koning minder machtig werd
Hoe Nederland werd bestuurd
Slide 1 - Tekstslide
Wat is absolutisme?
A
Waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt
B
Waarbij de vorst moet luisteren naar de adel
C
Waarbij de macht van de adel groter is dan die van de vorst
D
Waarbij de macht van de vorst wordt beperkt
Slide 2 - Quizvraag
Wat was het Droit Divin?
A
ander woord voor absolutisme
B
Het goddelijk recht
C
Een goddelijke dans
D
Een goddelijke koning
Slide 3 - Quizvraag
Wat zijn hugenoten?
A
Franse katholieken
B
Franse joden
C
Franse protestanten
D
protestanten
Slide 4 - Quizvraag
Wie was de "Zonnekoning"?
A
Charles de Gaulle
B
Lodewijk / Louis XIV
C
Napoléon Bonaparte
D
Le Cardinal Richelieu
Slide 5 - Quizvraag
Lees de bron hiernaast. Leg uit waarom Lodewijk, ondanks zijn goede smaak geen geliefde koning was.
Slide 6 - Open vraag
Welke uitspraak hoort niet bij Lodewijk XIV?
A
Zonnekoning
B
Een wet, een geloof, een koning
C
De staat, die ben ik
D
Alleen edelen beslissen met mij mee.
Slide 7 - Quizvraag
Hoe zorgde Lodewijk ervoor dat hij zijn absolute macht kon handhaven?
A
De edelen uitschakelen
B
Een groot paleis bouwen zodat iedereen jaloers was
C
Een groot leger
D
Goede contacten onderhouden met andere vorsten
Slide 8 - Quizvraag
Engeland
Strijd tussen koningen en parlement
Koningen willen absolute macht, maar parlement wil dat niet toestaan.
Strijd in Engeland tussen protestanten en katholieken.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Glorious revolution
Macht komt bij het parlement te liggen en niet meer bij de koning. Als parlement wetten maakt moet de koning deze uitvoeren en de koning mag niet meer zomaar belastingen invoeren.
Slide 12 - Tekstslide
Wie maakte de wetten in het Engeland van de 17e eeuw?
A
De koning
B
Het parlement
C
Koning en parlement samen
D
De gouverneur
Slide 13 - Quizvraag
De steden en gewesten werden bestuurd door de regenten; mensen uit de adelen rijke burgerij
De Regenten werkten samen in de staten Generaal; daar maakten zij beslissingen over: buitenlandse politiek, de vloot en het leger
Slide 14 - Tekstslide
Bestuur van de republiek
De gewesten nemen de beslissingen
De Raadspensionaris zit de vergaderingen voor (een soort minister-president)
De Stadhouder bevelhebber van het leger en de vloot
Slide 15 - Tekstslide
Hoe noemen we de bestuursvorm waarin een klein groepje mensen de macht heeft?
A
Democratie
B
Monarchie
C
Oligarchie
D
Tirannie
Slide 16 - Quizvraag
Hoe noemen we de bestuurders van de gewesten?
Slide 17 - Open vraag
Wie was opperbevelhebber van leger en vloot?
A
De stadhouder
B
De gewesten
C
De Staten-Generaal
D
De koning
Slide 18 - Quizvraag
Waarover vergaderden de Staten-Generaal in de Republiek?
A
oorlog en buitenlandse politiek
B
Wetten, regels en belastingen
C
oorlog en belastingen
D
Buitenlandse politiek en wetten
Slide 19 - Quizvraag
Staten-Generaal
stadhouder
regent
Staten
gewesten
oligarchie
de hoogste regent
het bestuur van een gewest
de bestuurders (in de Staten-Generaal)
een gebied dat zichzelf bestuurt
hier kwamen bestuurders samen om beslissing te maken op landsniveau
als een land bestuurd wordt door een klein groepje (rijke) mensen