Personages

Personages
ViP
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Personages
ViP

Slide 1 - Tekstslide

Stereotype
Uitvergroot beeld van een groep mensen.
Voorbeelden: domme Belgen, Amerikanen met een cowboyhoed, Nederlanders op klompen enz.

Slide 2 - Tekstslide

Flat character
Flat characters zijn personages die in het verhaal nauwelijks of geen ontwikkeling doormaken. Een flat character blijft  het hele verhaal dus nagenoeg hetzelfde. Dit personage wordt weinig uitgewerkt. Je komt weinig te weten over zijn gedachten en gevoelens. Heeft slechts één of twee karaktertrekken.
Voorbeelden: de mopperende buurman, de grote boze wolf, de gekke opa

Slide 3 - Tekstslide

Argus Vilder is een flat character.

Slide 4 - Tekstslide

Round character
Heeft veel meer diepgang dan een flat character. Je komt veel over dit personage te weten. Wat ze denken, voelen e n hun drijfveren zijn. Ze kunnen de held of de schurk zijn, of iets in het midden daarvan. Het karakter heeft goede en slechte eigenschappen Een round character maakt een ontwikkeling door in het verhaal. Aan het einde van het boek is dit personage dus niet meer dezelfde als in het begin van het verhaal.

Slide 5 - Tekstslide

Sneep is een round character.

Slide 6 - Tekstslide

Archetype
Een archetype is in alle culturen en tijden herkenbaar. (Dit noem je universeel.) Je kunt archetypes in verschillende vormen en uiteenlopende verhalen tegenkomen. Een archetype kan zowel een held als een schurk zijn.
Bijvoorbeeld: De zorgzame moeder, het onschuldige kind, de leider, de rebel

Slide 7 - Tekstslide

Prototype
Een prototype in de literatuur is het eerste karakter, het origineel, dat gecreëerd is waarop personages in latere verhalen gebaseerd zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

Verschil archetype en prototype
Prototypes en archetypes in literatuur hebben overeenkomsten. Een prototype is doorgaans een vroeg en nog niet volledig uitgewerkte versie van een personage, terwijl een archetype
meer de onveranderlijke en herkenbare oervorm van een personage is.  
 


Slide 9 - Tekstslide

Dus:
Het archetype bestond al in de tijd dat we nog rond een kampvuur verhalen aan elkaar vertelden, terwijl een prototype later in de literatuur door schrijvers bedacht is en waar vervolgens ook weer verhalen op gebaseerd zijn. Denk hierbij aan Dracula of  Frankenstein. Op deze prototypes zijn veel latere horrorverhalen gebaseerd.

Slide 10 - Tekstslide

Kleine aanvulling:
Eigenlijk wordt het woord prototype vooral gebruikt voor levenloze dingen, terwijl het bij een  archetype om levende dingen gaat. Toch wordt het woord prototype ook in de literatuur gebruikt voor personages.

Slide 11 - Tekstslide

Frankenstein is een prototype.

Slide 12 - Tekstslide

Noteer de antwoorden op de volgende vragen in jullie schrift. Overleg met je buurman of buurvrouw.
1. Geef twee voorbeelden van stereotypen.
2. Leg uit waarom stereotyperingen gevaarlijk kunnen zijn.


Slide 13 - Tekstslide