Brugklas JDW - Fictie en Poezie les 2




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


MEVROUW DUINHOUWER

Slide 1 - Tekstslide

LEERDOELEN
Je leert literaire begrippen zoals personages, tijd, ruimte
We oefenen met deze begrippen aan de hand van je leesboek 3
We kijken naar voorbeelden
Je leest verschillende fragmenten

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Woensdag
         Fictie en Poëzie 
  • Vrijdag
         Lesuur 1 - Fictie en Poëzie
         Lesuur 2 - Lezen
Meenemen naar elke les
  • Lesboek Kern
  • Schrift
  • Je leesboek 
  • Je dichtbundel

Slide 3 - Tekstslide

LEZEN
Boek 3 van je leeslijst (minimaal niveau 2)

Een dichtbundel
  • Nederlandse dichter
  • Geen verzameling van verschillende dichters
  • Laat je bundel door mij goedkeuren

Slide 4 - Tekstslide

TOETS
Leertoets
  • Begrippen die met verhaal- en poëzieanalyse te maken hebben
  • Zelf interpreteren
  • Vragen met betrekking tot jouw dichtbundel

Slide 5 - Tekstslide

Theorie (fictie en non-fictie) 
Fictie = alles wat verzonnen is.
Fictie die 'net echt' is, noemen we realistisch.
Fictie die niet waar kan zijn, noemen we niet-realistisch
Voorbeelden: leesboeken, strips, toneelstukken



Non-fictie = alles wat niet verzonnen is. 
Voorbeelden: schoolboeken, nieuwsberichten, enz.

Slide 6 - Tekstslide

Realistische fictie

Niet-realistische fictie


Slide 7 - Tekstslide

Theorie (personages) 
Hoofdpersonen bijpersonen = personages

Wat krijg je over hoofdpersonen te weten?
- wat hij/zij denkt en voelt
- wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn
- hoe hij/zij eruitziet
- waar, hoe en met wie hij/zij woont
Hierdoor kun je je beter inleven in de hoofdpersoon.

Over de bijpersonen krijg je minder informatie. Je krijgt meestal geen gedachten of gevoelens te lezen.

Slide 8 - Tekstslide

Theorie (personages) 
Karakterontwikkeling =  de verandering van het karakter van een personage. Wat hij/zij meemaakt heeft hier invloed op.

Round character =
- een verhaalpersonage dat niet steeds hetzelfde reageert.
- vaak de hoofdpersoon.
- iemand die een karakterontwikkeling doormaakt.
Flat character
- een verhaalpersonage dat voorspelbaar reageert.
- vaak een bijpersoon.
- iemand die geen karakterontwikkeling doormaakt


Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
A3 PERSONAGES - blz. 144
Lees het fragment op blz. 143
Maken opdrachten 1 t/m 5

Slide 10 - Tekstslide

PERSONAGES
Helden - schurken 
Typen - archetypen  
Karakters 
Archetype
Een archetype is een type personage die een verzameling aan kenmerken bezit die typerend en herkenbaar zijn

de onschuldige, de onderzoeker, de wijze, de held, de rebel, de magiër, de joker, de gewone man, de geliefde, de schepper, de zorger en de heerser.
Round en flat character
 We maken onderscheid tussen karakters (round characters) en types (flat characters).

Een round character maakt vaak een ontwikkeling door in het verhaal. Het is iemand die vele verschillende eigenschappen heeft zowel goede als slechte. Vaak heb je het idee dat je het personage ook goed kent.
 Een flat character leer je als lezer eigenlijk niet zo goed kennen, je weet niet zo goed wat het personage denkt.

Slide 11 - Tekstslide

OPDRACHT
A3 PERSONAGES - blz. 144
Maak opdracht 6, 7 en 8

Learnbeat
Literatuur - Fictie personages : A. Personages 
Ga op zoek naar 4 foto's van personages (in duo's): 

- Bedenk bij elke foto een karakter. Beschrijf het karakter zo volledig mogelijk
- Welke rol krijgen de personages in jouw verhaal? 
- Schrijf een kort verhaaltje. 


Slide 12 - Tekstslide

Nabespreken
A3 PERSONAGES - blz. 144
Maak opdracht 6, 7 en 8



Slide 13 - Tekstslide

Perspectief

Slide 14 - Tekstslide

Perspectief en verteller

Perspectief betekent: Gezichtspunt.

Daarmee wordt bedoeld dat de lezer als het ware 'over de schouder' meekijkt met een van de personages.


Er zijn 3 soorten perspectief:

  1.  Ik-perspectief
  2.  Hij/zij-perspectief
  3. Alwetende verteller/wisselend perspectief

Slide 15 - Tekstslide

Ik-perspectief

Bij dit perspectief lijkt het alsof de ik-figuur al schrijvend verslag doet van de dingen die hij direct meemaakt of ooit beleefd heeft. Vooral bij dagboeken zie je dit vaak terug.


bijvoorbeeld:


"Ik loop op straat en zie voor mij op de grond een vreemd voorwerp liggen. Het is groen en het geeft de suggestie van beweging. Hoewel het maar een klein hoopje drilpudding lijkt, boezemt het me direct angst in. Ik durf er niet naar te kijken, maar kan mijn ogen niet afwenden. Ik moet. Het wil dat ik het zie."

Slide 16 - Tekstslide

Hij/zij-perspectief


Het verschil met het ik-perspectief is dat het verhaal in de hij/zij-vorm wordt beschreven.

Bijvoorbeeld:

"Hij staat daar, doodstil, aan de grond genageld. Het vreemde voorwerp dat voor hem op de grond ligt, lijkt hem volledig te hypnotiseren. Het gelei-achtige materiaal gloeit. Een vreemde straling lijkt doelgericht zijn weg te zoeken naar de ogen van starende jongen. Pieter beeft. Niet in staat zich te bewegen."

Slide 17 - Tekstslide

Personages 


Slide 18 - Tekstslide

Schurken
slecht
duister
(vaak) lelijk
tegenpool van held

Slide 19 - Tekstslide

Helde  
goed
dapper
(vaak) aantrekkelijk

Slide 20 - Tekstslide

personages
hoofdpersoon
bijpersoon
Je komt te weten wat hij/zij denkt en voelt
Je krijgt veel minder informatie. Geen gedachten en gevoelens.
round characters; 
Hij/ zij maakt een karakterontwikkeling door.
flat characters;
Hij/ zij verandert niet en is voorspelbaar.

Slide 21 - Tekstslide

Perspectief
Wie vertelt het verhaal?
  • ik-perspectief 
  • Personaal perspectief
  • Meervoudig perspectief
  • Auctoriale verteller

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Auctoriaal perspectief

  • De verteller staat buiten het verhaal
  • Geeft er soms wel commentaar op
  • Hij weet van alle personages wat ze waarnemen, denken, voelen.
  • Objectief perspectief

Slide 24 - Tekstslide