1.8 spelling

welkom
Pak jij alvast je spullen?
Vervoeg de werkwoorden.

hij (branden)
jij (vinden) dat fijn
ik (beloven) dat te doen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

welkom
Pak jij alvast je spullen?
Vervoeg de werkwoorden.

hij (branden)
jij (vinden) dat fijn
ik (beloven) dat te doen

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:
Je weet wanneer je een . ! en ? gebruikt.
Je weet hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd schrijft.
Je weet wat een infinitief is.
Wat weet jij al?


Denken-Delen-Uitwisselen


Slide 2 - Tekstslide

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 3 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 4 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 5 - Quizvraag

Aantekeningen  1.8 spelling
                          Schrijf de aantekening over in je schrift
                                                 
Punt: einde van een zin. Zin begint met een hoofdletter
vraagteken: einde van een vraagzin
uitroepteken: na uitroep, bevel


Slide 6 - Tekstslide

Opdrachten 1.8 spelling
Maak de opdrachten van de studiewijzer 1.8: 2 , 6 en 7

Klaar: lees de leerteksten van tegenwoordige tijd en bekijk het filmpje op de volgende dia. 
Klik op de volgende dia's en neem de aantekeningen over (gele dia's)

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Bekijk het filmpje door te klikken op de tekst

Slide 9 - Tekstslide

Welkom...
Pak alvast al je spullen

Wat weet jij nog van de vorige les

We starten met de uitleg over werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 10 - Tekstslide

PERSOONSVORM

- In de vorige lessen  heb je al geleerd hoe je de persoonsvorm kan vinden.


- De persoonsvorm is altijd een werkwoord.



Slide 11 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in:
Ik was in het winkelcentrum.

Slide 12 - Open vraag

Aantekening WW in de TT
Verschil tussen de ik-vorm en de stam van een werkwoord
                                                                  stam                            ik-vorm

branden                                          brand                                    brand
lopen                                               lop                                             loop
verhuizen                                       ?                                                   ?

Slide 13 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.









Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

eten-en= et

reizen-en= reiz


Slide 14 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm




Kijk maar:

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 15 - Tekstslide

Wat is de stam / ik-vorm van
zingen

Slide 16 - Open vraag

Wat is de stam van
beloven

Slide 17 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van
geven

Slide 18 - Open vraag

Tegenwoordige tijd

Je hoort of er iets achter komt of niet.

(vervang een -d-werkw. door lopen)

Tegenwoordige tijd krijgt een -t of niets



ik loop

ik vind

hij loopt

hij vindt

loop jij

vind jij

loopt hij

vindt hij

Slide 19 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD
ander woord= infinitief (staat in de tegenwoordige tijd)

wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 20 - Tekstslide

Jij vin.... dit een makkelijke quiz.
A
vint
B
vindt
C
vind

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm op:
(Geven) jij de ketchup aan mij?

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de juiste vorm op:
Mijn oma (braden) een stukje vlees

Slide 23 - Open vraag

Opdrachten
Maak nu de opdrachten van de studiewijzer verder af.
2, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17 
Klaar: maak test jezelf of versterk jezelf van 1.8 en/of 1.6
Nog moeite met werkwoordspelling? 
  • Bekijk het filmpje op  dia 27.
  • Maak: test jezelf van 1.6 en/of 1.8
  • oefen op Numo.nl met werkwoordspelling
  • oefen met extra werkbladen
  • maak de creatieve opdrachten van de studiewijzer

Slide 24 - Tekstslide

Welkom..
Pak jij alvast je spullen?
Heb jij nog vragen over werkwoordspelling?
Testje in LU
  • Verdeel onderstaande zin in zinsdelen en benoem de PV-OW
  • Zet de zin in de vt en enkelvoud

Bij mij op school  vinden wij dat heel handig.

Slide 25 - Tekstslide

GELEERD

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN

DE TEGENWOORDIGE TIJD

- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

-  je kent het verschil tussen stam van een werkwoord en de ik-vorm

- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen

Heb je nog moeite bekijk het filmpje op de volgende dia.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video