4H - BIO - 3.5 - herhaling met huiswerk bespreken

Geslachtschromosomen
Basisstof 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Geslachtschromosomen
Basisstof 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
- X-chromosomale overerving
- multipele allelen
-Letale factor
-Gekoppelde overerving


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


autosoom - geslachtschromosoom
lichaamscel

geslachtscel

autosoom

geslachtschromosoom

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen heeft een vrouw?
A
XX
B
XY

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke geslachtschromosomen heeft een man?
A
YY
B
XY
C
XX

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kleurenblind
kleurenblindheid is recessief en erft x-chromosomaal over.

XA, Xa, Y

Draagster

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel procent van de nakomelingen is kleurenblind?
A
25% (alleen de mannen)
B
25% (alleen de vrouwen)
C
50% van de nakomelingen
D
100% zowel mannen als vrouwen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Draagster

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Maak opdracht 40 t/m 53 van basisstof 4 van thema 3.
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speciale manieren van overerven

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herh. monohybride kruising
= kruising waarbij je let op de overerving van één eigenschap.
Één genenpaar betrokken:

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multipele allelen
Voor één erfelijke eigenschap bestaan drie of meer verschillende allelen. Bijv. bloedgroepen --> allelen:

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multipele allelen (voorbeeld: bloedgroepen)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MULTIPELE ALLELEN:
De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 14 - Quizvraag

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.
Maken
Opdracht 54

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letale factor
Een allel dat geen levensvatbaar individu oplevert als een genenpaar bestaat uit twee van zulke allelen.
Als beide ouders dezelfde letale factor bezitten, wordt een deel van de verwachte nakomelingschap niet geboren.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Letale factoren:
De manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte. Het genotype van een levende staartloze kat is Aa.
Hoe groot is de kans op levende staartloze katten bij een kruising tussen 2 staartloze katten.
A
100 %
B
50 %
C
67 %
D
75 %

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 57

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gekoppelde overerving
Twee genenparen liggen in hetzelfde chromosomenpaar.








Tegenovergestelde: ongekoppelde overerving (= twee genenparen liggen in verschillende chromosomenparen.)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Manier van notatie gekoppelde genen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een homozygoot zwart-ruwharig konijn wordt gekruist met een wit-gladharig konijn. De genen voor zwart en ruw zijn dominant.
Bij onderlinge voortplanting van individuen uit de F1 ontstaat een F2 waarin ongeveer 75% van de nakomelingschap zwart-ruwharig is.
Dit wordt veroorzaakt door gekoppelde overerving.
Welke genen zijn gekoppeld?
Hoe ziet het kruisingsschema van de F2 eruit?
A
zwart en ruw
B
zwart en glad
C
zwart en wit
D
ruw en glad

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 59

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even oefenen
Maak de opdrachten van basisstof 4 en 5, thema 3.
timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mitochondriën

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Mitochondriaal DNA (mtDNA)
Mitochondriën bevatten een klein ringvormig DNA met een klein aantal genen.

Erft alleen via de eicel over naar een volgende generatie.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken
Opdracht 60

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies