Samenvattende oefentoets H1 H2 H3

Oefentoets!
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is inflatie?
A
Dat geld meer waard wordt.
B
Dat geld minder waard wordt.
C
Dat er producten in een land komen.
D
Dat een land producten verkoopt aan een ander land.

Slide 2 - Quizvraag

Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.

Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.

Slide 3 - Tekstslide

Suzanne heeft de samenstelling van haar gemiddelde inkomsten per maand uitgerekend en van de uitkomsten een
cirkeldiagram gemaakt (afb. 7).

Hoeveel procent van haar totale ontvangsten bestaat uit
overdrachtsinkomen?
A
13% (afgerond)
B
15% (afgerond)
C
18% (afgerond)
D
20% (afgerond)

Slide 4 - Quizvraag

Je wilt een nieuwe fiets van € 900,- kopen. Je hebt per maand € 75,- om te sparen. Hoeveel maand moet je sparen om je fiets te kunnen kopen?
A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 5 - Quizvraag

Onder welke uitgaven vallen uitgaven aan kleding?
A
Vaste lasten
B
Incidentele uitgaven
C
Huishoudelijke uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een indirecte ruil?
A
het ruilen van goederen tegen diensten
B
het ruilen van goederen tegen goederen
C
het ruilen van goederen en diensten tegen een betaalmiddel
D
het ruilen van diensten tegen goederen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is directe ruil?
A
Spullen omruilen voor spullen
B
Spullen omruilen voor geld
C
Spullen weggeven

Slide 8 - Quizvraag

Wat is budgetteren?
A
Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een begroting?
A
Overzicht van alle inkomsten en uitgaven van vorige maand.
B
Alle verwachte inkomsten en uitgaven
C
Alle uitgaven
D
Alle inkomsten

Slide 10 - Quizvraag

Begroting

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een vaste last?
A
De huur
B
Melk voor het ontbijt
C
Bioscoopkaartje
D
Dagje pretpark

Slide 12 - Quizvraag

Wat is giraal geld
A
bankbiljetten
B
muntgeld
C
bankbiljetten en muntgeld
D
niet tastbaar geld

Slide 13 - Quizvraag

€250,- op spaarrekening. 3% samengestelde rente. Hoeveel is de rente van na 2 jaar?
A
265,23
B
15
C
15,23
D
7,50

Slide 14 - Quizvraag

Prioriteiten zijn
A
Wat je als eerste koopt
B
Wat je het belangrijkst vindt
C
Wat het duurste is
D
Wat je het liefste wil

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn behoeften?
A
Alles wat je nodig hebt.
B
Alles wat je zelf hebt.
C
Alles wat je graag wil hebben.
D
Alles wat je nodig hebt en wat je graag wil hebben.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een secundaire behoefte?
A
Een huis.
B
Eten.
C
Kleding.
D
Een spelcomputer.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is consumer power?
A
De invloed van consumenten in een groep
B
Veel producten kunnen kopen voor lage prijs
C
De producent laten maken wat jij wilt
D
Korting regelen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is marketingmix?
A
Reclame maken
B
Prijs, product, plaats, presentatie, personeel en promotie
C
Prijs, plaats, product, pakket, promotie en personeel

Slide 19 - Quizvraag

Marketingmix


Slide 20 - Tekstslide

Klaar?

Eindexamenopdrachten maken H1 H2 H3

Slide 21 - Tekstslide


Feedback voor de docent.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll