Formatief checkje werkwoorden

Formatief checkje werkwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formatief checkje werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

ZELFSTANDIG WERKWOORD (ZWW)
  • Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • Het zelfstandig werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet.
  • Het zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis: 
je kunt het (meestal) uitbeelden
  • Het zelfstandig werkwoord kan als enige werkwoord in een zin staan. 
  • Er staat maar één zelfstandig werkwoord in een zin. 
  • Voorbeeld: "Ik heb een mail gestuurd."



Slide 2 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
Een koppelwerkwoord is altijd gekoppeld aan het OW. Het geeft aan dat het onderwerp iets 'is'.
ZWABBELS + HDV
"Ik ben jarig."
"Zij worden morgen 20."

Slide 3 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
  • Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
  • Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord. 
  • Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik heb gegeten.
Dit moet verwijderd worden.

Slide 4 - Tekstslide

timer
0:20
Benoem het/de zelfstandige werkwoord(en):
Mijn neef schijnt wel vaker zijn verjaardag over te slaan.

Slide 5 - Woordweb

timer
0:20
Benoem het/de koppelwerkwoord(en):
Mijn neef schijnt wel vaker zijn verjaardag over te slaan.

Slide 6 - Woordweb

timer
0:20
Benoem het/de hulpwerkwoord(en):
Mijn neef schijnt wel vaker zijn verjaardag over te slaan.

Slide 7 - Woordweb

timer
0:10
Benoem het/de zelfstandige werkwoord(en):
De gebarsten vaas blijkt een zeer oud Chinees pronkstuk te zijn.

Slide 8 - Woordweb

timer
0:10
Benoem het/de koppelwerkwoord(en):
De gebarsten vaas blijkt een zeer oud Chinees pronkstuk te zijn.

Slide 9 - Woordweb

timer
0:10
Benoem het/de hulpwerkwoord(en):
De gebarsten vaas blijkt een zeer oud Chinees pronkstuk te zijn.

Slide 10 - Woordweb

timer
0:10
Benoem het/de zelfstandige werkwoord(en):
Olifanten moeten al heel vroeg in hun leven kunnen werken met hun slurf

Slide 11 - Woordweb

timer
0:10
Benoem het/de koppelwerkwoord(en):
Olifanten moeten al heel vroeg in hun leven kunnen werken met hun slurf

Slide 12 - Woordweb

timer
0:10
Benoem het/de hulpwerkwoord(en):
Olifanten moeten al heel vroeg in hun leven kunnen werken met hun slurf

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 46.
Klaar: maak opdracht 48.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 49+50.

Slide 20 - Tekstslide