antistoffen en herhaling vorige onderdelen

Programma
  • Herhaling huidonderdelen en het uitscheidingstelsel
  • Afweer wat doet het lichaam wanneer er bacteriën en virussen het lichaam binnenkomen?
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma
  • Herhaling huidonderdelen en het uitscheidingstelsel
  • Afweer wat doet het lichaam wanneer er bacteriën en virussen het lichaam binnenkomen?

Slide 1 - Tekstslide

De drie lagen
Bestaat uit 2 lagen hoorn- en kiemlaag
gevoelszintuigen, zweet- en talgkieren haren en haarspiertjes, bloedvaten
Hier wordt vet opgeslagen

Slide 2 - Tekstslide

Nog een voorbeeld van een schematische tekening van de huid 

Slide 3 - Tekstslide

Functie huid
Bescherming tegen indringers
Lichaamstemperatuur constant houden met
      vetlaag, zweetklieren, spieren/kippenvel en   
     vernauwen of verwijderen van de bloedvaten onder
      de huid
Gevoelszintuigen zorgen dat we de omgeving kunnen
      waarnemen maar let op waarnemen doe je pas
      wanneer de impuls aankomt in de grote hersenen

Slide 4 - Tekstslide

Andere huidonderdelen nader bekeken
Dakpangewijs liggende huidcellen  houden ziektekiemen tegen
Zweetklieren koelt het lichaam
Vetcellen houdt het lichaam warm en is reservestof.
Talgklieren houdt de huid soepel en heel.
Bloedvaten verwijden of vernauwen zich en regelen hiermee de lichaamstemperatuur


Slide 5 - Tekstslide

Hoe helpen de bloedvaten in de lederhuid met het regelen van een constante lichaamstemperatuur?
A
Door vernauwen van de bloedvaten koel je je lichaam.
B
Door het verwijden van de bloedvaten koel je je lichaam

Slide 6 - Quizvraag

Uit welke huidlaag zuigt een mug het bloed op?
A
hoornlaag
B
kiemlaag
C
lederhuid
D
onderhuidsbindweefsel/ vetlaag

Slide 7 - Quizvraag

Welke laag (of lagen)
bestaat uit dode cellen?
A
hoornlaag en de lederhuid
B
hoornlaag
C
hoornlaag en de kiemlaag
D
kiemlaag

Slide 8 - Quizvraag

Vochtbalans
Door te drinken, eten komt er vocht binnen ons lichaam.

Door te plassen en te zweten verliezen we vocht

Er moet een balans zijn

Slide 9 - Tekstslide

Uitscheidingsstelsel
Je nieren halen afvalstoffen uit het bloed en regelen de vochtbalans.
Nieren hebben veel water nodig om hun werk goed te kunnen doen

Slide 10 - Tekstslide

Uitscheidingsstelsel
Je hebt twee nieren
Twee urineleiders
Eén urineblaas
Eén urinebuis

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De weg van urine
urine wordt gemaakt in de nierschors en merg van de nieren
urine stroomt                                                             naar het nierbekken
daarna naar de urineleider 
het komt aan in de urineblaas,            wanneer deze vol is stroomt urine via de urinebuis naar                                                 buiten

Slide 13 - Tekstslide

Je hebt geslapen. Je wordt wakker en gaat plassen.
Is je plas donker geel of licht geel van kleur? Zit er in deze ochtend urine veel of weinig water? Veel of weinig afvalstoffen?
A
licht geel, veel water en veel afvalstoffen
B
donker geel, veel water en weinig afvalstoffen
C
licht geel, weinig water en weinig afvalstoffen
D
donker geel, weinig water en veel afvalstoffen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste weg van urine?
A
nieren -> urineleider -> urineblaas -> urinebuis
B
nieren -> urinebuis -> urineblaas -> urineleider

Slide 15 - Quizvraag

Noem twee stoffen wat in urine zit

Slide 16 - Open vraag

Afweer
Wanneer bacteriën en virussen ons lichaam binnendringen hebben we onze afweer in het inwendige milieu:

De witte bloedcellen

Slide 17 - Tekstslide

Tekst

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Witte bloedcellen maken ook antistoffen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Vervolgles afweer
We gaan dieper in op de werking van de witte bloedcellen
Wat waren  antistoffen en antigenen ook alweer?
vaccinatie wat is het en voor of tegen?
immuniteit tegen een ziektekiemen voor lange tijd door natuurlijke omstandigheden en vaccinatie.
We leren de betekenis van het woord serum


Slide 22 - Tekstslide

Tekst

Slide 23 - Tekstslide

Witte bloedcellen maken ook antistoffen maar dat kost tijd. Tot die tijd vermenigvuldigen de ziekteverwekkers zich en voel je je ziek.

Slide 24 - Tekstslide

antistoffen beschermen je langdurig 
Wanneer een witte bloedcel antistoffen maakt tegen een virus maakt blijven deze antistoffen een  tijd in je lichaam maar niet voor altijd.

Gelukkig onthouden de witte bloedcellen deze ziektekiemen en kunnen later bij een nieuwe besmetting snel de juiste antistoffen maken . Je bent immuun voor deze ziekte. 

Slide 25 - Tekstslide

Welke bloedcellen vallen ziekteverwekkers aan?

Slide 26 - Open vraag

Een witte bloedcel sluit niet alleen de ziekteverwekker in en eet ze daarna op maar ze maken ook stoffen, Hoe heten die?
A
antistoffen
B
antigenen
C
celmembraaneiwitten

Slide 27 - Quizvraag

Hoe werken antistoffen?
A
antistoffen eten de bacteriën op
B
antistoffen passen op bacteriën en plakken de bacteriën aan elkaar

Slide 28 - Quizvraag

Waarom word je toch ziek terwijl je afweer zijn werk goed doet?
A
het herkennen van de ziekteverwekker en het maken van antistoffen kost dagen tijd
B
Omdat miljoenen ziekteverwekkers binnen dringen en dan moet het lichaam heel hard werken.

Slide 29 - Quizvraag

Immuun

Slide 30 - Woordweb

Slide 31 - Video

Natuurlijke immuniteit
Je moet de ziekte doorstaan

Je witte bloedcellen moeten 
eerst de juiste antistoffen maken

Je witte bloedcellen moeten
de ziektekiem onthouden 

Slide 32 - Tekstslide

Hoe werkt een vaccin?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Kunstmatige immuniteit
Je krijgt een vaccin met daarin
verzwakte ziekteverwekkers

Je lichaam maakt 
antistoffen 
en geheugencellen

Slide 35 - Tekstslide

Serum
Sommige lichaamsvreemde stoffen zijn 
zo giftig dat ons immuunsysteem niet 
snel genoeg werkt. Bijvoorbeeld 
slangengif door een slangenbeet. 
Het enige wat helpt is snel de juiste 
antistoffen toegediend krijgen

Slide 36 - Tekstslide

antibiotica

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag
Maken de vragen 28, 29 en 30 van paragraaf 7,5
Malmberg

Slide 38 - Tekstslide