H10 Marktaanbod

H10 Marktaanbod
10.1  P = MK en shutdown point
10.2 en 10.3 prijsaanbodlijn en veranderingsfactoren
10.4 overslaan
10.5 Producentensurplus

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H10 Marktaanbod
10.1  P = MK en shutdown point
10.2 en 10.3 prijsaanbodlijn en veranderingsfactoren
10.4 overslaan
10.5 Producentensurplus

Slide 1 - Tekstslide

voorbeeld kostenstructuur individuele onderneming die naar maximale winst streeft

Slide 2 - Tekstslide

GVK
MK
GTK

Slide 3 - Sleepvraag

Welke stelling
klopt niet?
A
Bij een marktprijs van €500 moet deze onderneming 40 stuks produceren om het beste resultaat te halen
B
Bij een marktprijs van €350 moet deze onderneming 35 stuks produceren om het beste resultaat te halen
C
Bij een marktprijs van €250 moet deze onderneming 32 stuks produceren om het beste resultaat te halen
D
Bij een marktprijs van €150 moet deze onderneming 27 stuks produceren om het beste resultaat te halen

Slide 4 - Quizvraag

winst
verlies, maar deel constante kosten wordt gedekt dus door produceren
verlies; GO < GVK dus productie direct stoppen 

Slide 5 - Sleepvraag

1. P = MK: individuele prijsaanbodlijn
2. MK = GVK: shutdownpoint

Slide 6 - Tekstslide

10.2 collectieve aanbodlijn
p = MK aanbieder 1
p = MK aanbieder 2
p = MK alle aanbieders in de markt

Slide 7 - Tekstslide

collectieve prijsaanbodlijn
alle combinaties van mogelijke marktprijs en bijbehorende aangeboden hoeveelheid
qa = 1,75p - 35

Bij hogere prijs bieden 
aanbieders meer 
producten aan


Slide 8 - Tekstslide

verandering:
materialen die gebruikt worden bij de
productie worden goedkoper.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
niets
B
verschuift naar links
C
verschuift naar rechts
D
steiler verloop

Slide 9 - Quizvraag

verandering:
arbeidsproductiviteit van de werknemers
daalt.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
voor iedere mogelijke prijs zal het aanbod stijgen dus verschuift naar rechts
B
voor iedere mogelijke prijs zal het aanbod dalen dus verschuift naar links
C
minder aanbod dus verschuift naar rechts
D
minder aanbod dus verschuift naar links

Slide 10 - Quizvraag

verandering:
door geslaagde reclame campagne zijn
consumenten bereid een hogere prijs te betalen.
Hierdoor stijgt de marktprijs.
Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
verschuift naar rechts want bij een hogere prijs is er meer aanbod
B
verschuift naar links want bij een hogere prijs is er minder aanbod
C
niets, maar er wordt meer aangeboden bij een hogere prijs dus er is een verplaatsing op de lijn naar boven
D
niets, maar er wordt minder aangeboden bij een hogere prijs dus er is een verplaatsing op de lijn naar beneden

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN verklaring voor de situatie
welke is weergegeven in de grafiek?
A
Rentestand stijgt
B
Toename aantal aanbieders op de markt
C
grondstoffen en halffabricaten zijn goedkoper geworden
D
Door lockdown moeten bedrijven dicht

Slide 12 - Quizvraag

Conclusie (1)
Verschuiving van de curve komt door bijvoorbeeld:
- Daling van variabele productiekosten
- Toename van het aantal producenten
- Toename arbeidsproductiviteit (en dus daling loonkosten)
- Daling van de rente

Let op juiste formulering: 
Voor iedere mogelijke prijs neem het aanbod toe/af dus de curve verschuift in zijn geheel naar rechts/links

Slide 13 - Tekstslide

Conclusie (2)
Verplaatsing langs de prijsaanbodcurve:
- Alleen door verandering van de prijs. Deze is immers al
meegenomen in het verband tussen prijs en aanbod.


Let op juiste formulering: 
Bij een hogere / lagere prijs zal (volgens het gegeven verband in de prijsaanbodcurve) meer / minder worden aangeboden.

Slide 14 - Tekstslide

En dan nog een cijfervoorbeeld...
De gegeven collectieve aanbodcurve is een optelsom van alle individuele MK lijnen
qa = 1,75p - 35
-1,75p = -qa -35
p =  1/1,75qa + 20
p = MK = 1/1,75qa + 20

Slide 15 - Tekstslide

Verandering:
Leveranciers uit het buitenland kunnen als gevolg van Corona geen halffabricaten meer leveren, waardoor deze halffabricaten nu bij binnenlandse leveranciers moeten worden ingekocht tegen een meerprijs van 20 euro per stuk. Leg uit wat er gebeurt er met de collectieve prijsaanbodcurve?

Slide 16 - Open vraag

Hoe luidt de functie van de nieuwe collectieve prijsaanbodcurve?
(oud: qa = 1,75p - 35. Meerprijs halffabrikaat 20 euro)
A
qa = 21,75p - 35
B
qa = 1,75p - 55
C
qa = 1,75p - 15
D
qa = 1,75p - 70

Slide 17 - Quizvraag

Nog een cijfervoorbeeld

Slide 18 - Tekstslide

10.5 Producentensurplus
= verschil tussen de leveringsbereidheid en de prijs die ontvangen wordt

De prijsaanbodlijn geeft de leveringsbereidheid voor een product / dienst weer.

is een maatstaf voor de welvaart van producenten
wat wil een producent minimaal ontvangen voor een product?
prijsnemer: P = GO = MO (prijs wordt door de markt bepaald)
prijszetter: P = GO (kan zelf tot op zekere hoogte de prijs bepalen)

Slide 19 - Tekstslide

Bereken het producentensurplus bij een
prijs van € 250

Slide 20 - Open vraag

Arceren van het PS 
Bij een prijs van
€ 250

Slide 21 - Tekstslide

verandering van het PS
PS = verschil tussen leveringsbereidheid en prijs

             kan dus veranderen als leveringsbereidheid verandert, of               als de prijs verandert.

Aanpak?   nieuwe situatie - oude situatie
voorbeeld: veranderingen in kostenstructuur of aantal aanbieders
prijsnemer: geen individuele invloed (wel via bijvoorbeeld het stimuleren van de vraag)
prijszetter: wel individuele invloed

Slide 22 - Tekstslide

Bereken de verandering van het PS bij een prijs
van € 60

Slide 23 - Open vraag