Taalkunde (start NG en WG)

Taalkunde (introductie)
Vandaag: het gezegde als basis
Materiaal: module, schrift, pen
Start direct zelfstandig en in stilte met de startopdracht:
Wat is de aardigste opmerking die iemand kan maken? Kies uit één van de drie.

1) Het valt mij op dat je tijdens de lessen vaak inhoudelijk goede vragen stelt over de leerstof.

2) Jij lijkt een heel betrokken leerling te zijn.

3) Het schijnt dat jij een heel positieve leerling bent.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Taalkunde (introductie)
Vandaag: het gezegde als basis
Materiaal: module, schrift, pen
Start direct zelfstandig en in stilte met de startopdracht:
Wat is de aardigste opmerking die iemand kan maken? Kies uit één van de drie.

1) Het valt mij op dat je tijdens de lessen vaak inhoudelijk goede vragen stelt over de leerstof.

2) Jij lijkt een heel betrokken leerling te zijn.

3) Het schijnt dat jij een heel positieve leerling bent.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week
De nieuwe module is geïntroduceerd.
Je hebt een tekst over satire gelezen
De Speld: wat weten we nog?
Deze week
Het gezegde als basis
Deadline: presentatievideo scheikundig element
Volgende twee weken
Donderdag: schrijfopdracht in de les
Volgende week: het werkwoord als regisseur in de zin

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

##
##
##
##
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Vanaf 7 maanden begint een baby met brabbelen.
Het maakt dan reeksen van identieke of bijna identieke lettergrepen, zoals bababa of daba.
In de brabbelfase zijn kinderen volop aan het experimenteren met taal.
Het eerste woord is vaak mama.
Tussen anderhalf en twee jaar gaan kinderen twee woorden combineren zoals 'pop slapen'.
De hele taalontwikkeling is een ongekend knap proces.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort.
Er wordt altijd iets gezegd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezegde
Druk jij een stempel op iets of iemand of zeg jij wat je de ander ziet doen?

"Die jongen is een heerlijke appeltaart aan het bakken."

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezegde
Druk jij een stempel op iets of iemand of zeg jij wat je de ander ziet doen? Post-it plakken!

"Die jongen is een heerlijke appeltaart aan het bakken."
"Die jongen is een heerlijke appeltaart."

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoorden
Wat zijn de koppelwerkwoorden?
Wat is de functie van een koppelwerkwoord?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoorden: allemaal vormen van 'zijn' 

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen
(je kunt ze onderling vervangen)

Slide 11 - Tekstslide

Hij dunkt me een goede leraar (te zijn)
Koppelwerkwoorden: 
onderling inwisselbaar 

"Die jongen is een heerlijke appeltaart ."
"Die jongen schijnt een heerlijke appeltaart (te zijn)."
"Die jongen blijkt een heerlijke appeltaart (te zijn)."
"Die jongen heet een heerlijke appeltaart (te zijn)."


Slide 12 - Tekstslide

Hij dunkt me een goede leraar (te zijn)
Koppelwerkwoorden: 
trucje

"Die jongen is een heerlijke appeltaart ."

[kenmerk], dat is [onderwerp] jarenlang geweest.

Een heerlijke appeltaart, dat is die jongen jarenlang geweest.


Slide 13 - Tekstslide

Hij dunkt me een goede leraar (te zijn)
  1. Mijn broertje is een heerlijke appeltaart aan het bakken.
  2. Dat meisje blijft echt altijd lief.
  3. De nieuwe leraar schijnt heel aardig te zijn.
  4. Het blijft echt de hele dag regenen.
  5. De vaas in het museum is omgestoten.
  6. Na de zoveelste verstoring, raakt de docent geïrriteerd.
Wat zeg je? 
Opdracht 4 uit de module

1) Noteer per zin (1-6) het gezegde.

2) Geef aan of het een werkwoordelijk gezegde of een naamwoordelijk gezegde is.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leren vraag focus. Leer optimaal en ongestoord, dus zelfstandig en in stilte.
In hoeverre lukt het jou om het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde te onderscheiden én bewust en krachtig zelf te gebruiken?
Vandaag: maak de opdrachten 1-5 (blok 1) + 
Donderdag: schrijfopdracht in de les

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies