Debatteren - Argumenteren

Stelling: telefoons moeten vóórdat de leerlingen de les ingaan ingeleverd worden.
Tekst
A
Eens
B
Oneens
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stelling: telefoons moeten vóórdat de leerlingen de les ingaan ingeleverd worden.
Tekst
A
Eens
B
Oneens

Slide 1 - Quizvraag

Stelling: telefoons moeten vóórdat de leerlingen de les ingaan ingeleverd worden. Leg uit!

Slide 2 - Open vraag

Stelling: alle bedreigde dieren moeten gekloond worden.
A
Eens
B
Oneens

Slide 3 - Quizvraag

Stelling: alle bedreigde dieren moeten gekloond worden. Leg uit!

Slide 4 - Open vraag

De vorige les
Tijdens de vorige les hebben we gekeken naar de verdeling van de verschillende rollen tijdens het debat. Ook de spreektijd en de verschillende beurten hebben we doorgenomen.

Slide 5 - Tekstslide

ROL
TIJD
1e voorstander
3 min
1e tegenstander
3 min
2e voorstander
3 min
2e tegenstander
3 min
3e voorstander
3 min
3e tegenstander
3 min
4e tegenstander
3 min
4e voorstander
3 min

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

LEERDOELEN
  1. Aan het eind van de les weet je hoe je een argument kunt opbouwen.
  2. Aan het eind van de les ken je de punten van SEXI.
  3.  Aan het eind van de les kun je een argument samenstellen aan de hand van SEXI.

Slide 8 - Tekstslide

  • Argumenten in het debat
  • Drie argumenten per groepje
  • Volledig uitgewerkte argumenten 

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw: SEXI
  • S = state
  • Ex = Explain
  • I  = Illustrate

Slide 10 - Tekstslide

STATE
 Aan het begin van jouw argument geef je een samenvatting van het argument. Probeer daarbij maximaal zeven woorden te gebruiken, zodat het voor anderen eenvoudiger wordt om de kern van jouw argument te onthouden.

Je wilt de schoolleiding overtuigen om minder plastic te gebruiken .
 Dan is de ‘state’ van jouw argument: “Minder plastic is goed voor het milieu”.

Slide 11 - Tekstslide

STATE
Zorg dat je je argument labelt
Je wilt de schoolleiding overtuigen om minder plastic te gebruiken. Dan is de ‘state’ van jouw argument: “Minder plastic is goed voor het milieu”.
LABEL: MILIEU-ARGUMENT

Slide 12 - Tekstslide

EXPLAIN

Vervolgens leg je uit wat je daarmee bedoelt. 
Twee vragen zijn daarbij cruciaal: “Waarom is dat waar?” en “Waarom is dat belangrijk?”. 
Wees je bewust van de vloek van kennis: hoe meer je over een onderwerp weet, hoe minder je geneigd zal zijn die tweede vraag te beantwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

EXPLAIN
1. Waarom is minder plastic gebruiken goed voor het milieu? 
2. Waarom is het zo belangrijk dat de school iets doet voor het milieu? 
De uitleg is dan: 
1.“Jaarlijks komt meer dan 8 miljoen ton plastic in de oceaan terecht. 
2.Onze school zet zich in voor een betere wereld, die begint bij onszelf”.

Slide 14 - Tekstslide

ILLUSTRATE
Ten slotte wil je dit toelichten. Dat kan met een voorbeeld, maar ook met feiten, statistieken, redeneringen of theorieën. Als je alle drie deze onderdelen hebt, dan is je argument af.

Slide 15 - Tekstslide

ILLUSTRATE
Voorbeeld: “Door minder plastic te gebruiken op school besparen we jaarlijks meer dan een ton plastic. Dat is dan 1000 kilo die niét in de natuur terecht kan komen”.

Slide 16 - Tekstslide

Aan het eind van de les weet je hoe je een argument kunt opbouwen.
Aan het eind van de les ken je de punten van SEXI.
Aan het eind van de les kun je een argument samenstellen aan de hand van SEXI.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll