Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Basisschool

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind ik het lijdend voorwerp?
Stap 1: Persoonsvorm zoeken (zin vragend maken)
Stap 2: Onderwerp zoeken (wie of wat + persoonsvorm)
Stap 3: Zoek het gezegde (alle werkwoorden in de zin)
Stap 4: lijdend voorwerp zoeken

wie/wat + onderwerp + gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1: persoonsvorm zoeken
Wij gaan brood kopen.
A
wij
B
gaan
C
brood
D
kopen

Slide 3 - Quizvraag

Wij gaan brood kopen.
Persoonsvorm (zin vragend maken):

Gaan wij brood kopen?

Gaan is de persoonsvorm (hij staat vooraan in de vragende zin)

Slide 4 - Tekstslide

Stap 2: onderwerp kiezen
Wij gaan brood kopen.
A
wij
B
gaan
C
brood
D
kopen

Slide 5 - Quizvraag

Wij gaan brood kopen.
Onderwerp: wie/wat + persoonsvorm.

Wie of wat gaan?

Wij

Slide 6 - Tekstslide

Stap 3: zoek het ww. gezegde.

Wij gaan brood kopen.
A
wij
B
gaan
C
brood
D
kopen

Slide 7 - Quizvraag

Wij gaan brood kopen.
Zoek het ww. gezegde.
Alle werkwoorden in de zin.

Dat zijn: gaan en kopen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Wij gaan brood kopen.
A
wij
B
gaan
C
brood
D
kopen

Slide 9 - Quizvraag

lijdend voorwerp
Wat gaan wij kopen?

Brood

Slide 10 - Tekstslide

Zoek in de volgende zinnen het lijdend voorwerp!

Slide 11 - Tekstslide

Laura heeft haar huiswerk toch gemaakt.

Slide 12 - Open vraag

Hij at twaalf druiven.

Slide 13 - Open vraag

Hij dronk een heel glas.

Slide 14 - Open vraag

Zij maakte twee tekeningen.

Slide 15 - Open vraag

Hun kind stal de show.

Slide 16 - Open vraag

Onze honden aten de brokjes.

Slide 17 - Open vraag

Anita droogde haar natte haren.

Slide 18 - Open vraag

Jij smeert een boterham.

Slide 19 - Open vraag

Het mooie meisje ontdekte een eiland.

Slide 20 - Open vraag

De boer verkocht een oude koe.

Slide 21 - Open vraag

De scheidsrechter stuurde de voetballer na drie overtredingen van het veld.

Slide 22 - Open vraag

Ik heb deze winter vetbolletjes met insecten in de bomen gehangen.

Slide 23 - Open vraag

Morgenavond zal ik een taart voor je moeder bakken.

Slide 24 - Open vraag

Begrijp je hoe je het lijdend voorwerp moet vinden?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 25 - Quizvraag