Thema 6 bs 1 en 2

Ecologie
De omgeving waarin een organisme leeft noemen we het milieu.

Dit heeft invloed op het organisme maar ook het organisme heeft zelf invloed op het milieu.

Als het iets met elkaar te maken heeft noemen we dit een relatie.


1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Ecologie
De omgeving waarin een organisme leeft noemen we het milieu.

Dit heeft invloed op het organisme maar ook het organisme heeft zelf invloed op het milieu.

Als het iets met elkaar te maken heeft noemen we dit een relatie.


Slide 1 - Tekstslide

Factoren
Je hebt abiotische factoren en biotiche factoren.

Abiotische factoren komen uit de levenloze natuur en biotiche factoren uit levende en dode natuur.

Slide 2 - Tekstslide

Ecologische niveau's
Het individu is 1 organisme.
deze leeft in een populatie.

Een populatie bestaat uit individuen van dezelfde soort organismes.

De populatie leeft in een levensgemeenschap samen met andere populaties.

De levensgemeenschap leeft in een ecosysteem.


Slide 3 - Tekstslide

Ecosysteem
Alle abiotische factoren in een ecosysteem noemen we een biotoop.

Denk bij biotoop aan temperatuur-wind-regen

Slide 4 - Tekstslide

Dingen om te onthouden voordat je met voedselketens werkt
Planteneters: eten alleen planten
Alleseters: eten planten en vlees
Vleeseters: eten alleen vlees

Producenten: (produceren) zijn altijd planten
Consumenten 1e orde: planteneters of alleseters (eis is dat ze een plant eten)
Consumenten 2e orde of meer: alleseters en vleeseters (eis ze eten een andere consument op)
reducent: zet dood matriaal om in bruikbare dingen voor de producent.

Slide 5 - Tekstslide

Planten
Planten zijn de eerste schakels in de voedselketen en voedselwebben. 

Planten kunnen abiotische stoffen omzetten in biotische stoffen. Dit doen ze door fotosynthese.


Slide 6 - Tekstslide

Voedselketen
In een bepaalde sloot leven de volgende indivduen: alg, watervlo, baars en de snoek. 
deze leven samen in een levensgemeenschap. Met meer informatie kunnen we hiervan een voedselketen maken.

Een voedselketen begint altijd met een plant (producent) deze wordt opgegeten door een comsument van de 1e orde. Deze weer door de 2e orde en zo verder.

Slide 7 - Tekstslide

De alg is een plant dit is dus de producent en de eerste schakel in de keten.

De watervlo is een planteneter die alg eet dit is de comsument 1e orde en de tweede schakel.

De baars is een vleeseter die de watervlo opeet dit is de consument 2e orde en de derde schakel.

De snoek eet de baars op en is daarmee de 4de schakel en consument 3e orde.

Slide 8 - Tekstslide

Voedselweb
Als je in een levensgemeenschap meerde voedselketens hebt kan je deze samenvoegen, dit noem je een voedselweb.

De pijl wijst naar degene die de ander op eet.
(Dus de smalle weegbree wordt gegeten door het konijn).

Slide 9 - Tekstslide

Reducenten
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Als deze dood gaan eten de afvaleters de resten op. 
Bacterieen en schimmels kunnen de omgezetten stoffen weer omzetten in stoffen die planten weer kunnen gebruiken.

Bacterieen en schimmels noemen we de reducenten (ze reduceren iets).

Dit is belangrijk voor de kringloop van stoffen.

Slide 10 - Tekstslide

Extra
Voor extra hulp is hier een extra filmpje met uitleg van meester Joost.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video