H3 Ben jij ondernemend? 3.3 Wat wordt de prijs? (Pincode 7e editie)

Welkom bij economie!
H3 Ben jij ondernemend?

3.3 Wat wordt de prijs?

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie!
H3 Ben jij ondernemend?

3.3 Wat wordt de prijs?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?


  1. Nakijken opgaven
  2. Herhalen theorie 3.2 Winst of verlies?
  3. Theorie 3.3 Wat wordt de prijs?
  4. Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen 3.2
Lesdoelen:

Nu:
  • Kun je het verschil tussen afzet en omzet uitleggen. √
  • Kun je de omzet berekenen. √
  • Kun je brutowinst berekenen. √
  • Kun je voorbeelden geven van bedrijfskosten. √
  • Kun je het nettoresultaat (winst of verlies) berekenen. √




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het aantal stuks dat je verkocht hebt, noemen we
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettoresultaat

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als we de volgende formule gebruiken:

Afzet x verkoopprijs

Wat hebben we dan uitgerekend?
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettoresultaat

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat krijgen we als we de omzet verminderen met de inkoopprijs van de verkochte producten?
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettoresultaat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als we onze brutowinst verminderen met de bedrijfskosten, houden we het ...... over
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettoresultaat

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huur, loonkosten, elektriciteit en afvalheffing zijn voorbeelden van
A
inkoopkosten
B
arbeidsfactoren
C
bedrijfskosten
D
nettoresultaat

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?

Inkoopkosten zijn ook bedrijfskosten
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3.3
Lesdoelen:

Aan het eind van de les:
  • Kun je met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
  • Kun je  de consumentenprijs berekenen. 
  • Kun je  terugrekenen van de consumentenprijs naar de prijs exclusief btw.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs
Het bedrag dat je hebt betaald voor de producten die je verkoopt, noemen we de inkoopprijs.

Je wil geld overhouden na verkoop dus je verhoogt de inkoopprijs met een brutowinstopslag.

De brutowinstopslag heb je nodig:
  • om je bedrijfskosten terug te verdienen
  • om winst te behalen.




Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs berekenen
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Bijvoorbeeld:
- inkoopprijs tv: € 528,
- brutowinstopslag 25% van de inkoopprijs

1. brutowinstopslag = €528 : 100 x 25 = €132
2. verkoopprijs           = €528 + €132       = €660

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs
Bij de verkoopprijs moet de winkelier btw optellen.
Consumentenprijs = verkoopprijs + 9% of 21% btw

Bijvoorbeeld:
verkoopprijs tv: € 660 en  btw 21%

1. btw =                                 €660 : 100 x 21  = €138,60
2. consumentenprijs = €660 + €138,60 = €798,60

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van consumentenprijs naar verkoopprijs excl. btw
De consumentenprijs van een fiets is € 1.258,40 inclusief 21%.
Hoeveel is de prijs exclusief btw?



Verhoudingstabel!!

Prijs exclusief BTW: €1.258,40 : 121 x 100 = €1.040




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 9 op blz 82 t/m 85 . Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 15 - Tekstslide

Sponsopdracht: 1b en c
Opdracht 1 t/m 9: klassikaal nakijken
  • 1a grondstoffenleverancier -->verfproducent -->bouwmarkt -->consument
  • 1b De inkoopprijs van verf is gestegen.
  • 2 inkoopprijs, verkoopprijs, brutowinstopslag, bedrijfskosten, nettowinst
  • 3a € 3,75 + € 2,50 = € 6,25
  • 3b € 13,60 – € 8,50 = € 5,10
  • 3c verhoudingstabel! 100 : €8,50 x €5,10 = 60%
  • 4a De brutowinstopslag is € 59,45 – € 41 = € 18,45, verhoudingstabel! 100 : €41 x €18,45
  • 4b 1 en 2
  • 5a btw = Verhoudingstabel! €1.560 :100 x 21 = €327,60, consumentenprijs € 1.560 + € 327,60 = € 1.887,60

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 t/m 9: klassikaal nakijken
  • 5b Het btw-bedrag is € 79,57 – € 73,00 = € 6,57, verhoudingstabel! 100 : €73 x €6,57 = 9%
  • 6a €3,25 : 100 x 60 = €1,95
  • 6b t/m d, gebruik een verhoudingstabel!






  • 7a inclusief
  • 7b 21%, 121%,  gedeeld door 121  keer 100

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 t/m 9: klassikaal nakijken
  • 8a 121%
  • 8b € 15.650 ÷ 121 = € 129,3388
  • 8c € 129,3388 × 100 = € 12.934
  • 8d € 15.650 – € 12.934 = € 2.716
  • 9a 109%
  • 9b € 19,62 ÷ 109 = € 0,18
  • 9c € 0,18 × 100 = € 18,00
  • 9d 9%, 109% en gedeeld door 109 x 100
  • 9e € 19,62 – € 18,00 = € 1,62

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiten 3.3
Lesdoelen:

Nu:
  • Kun je met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen. √
  • Kun je de consumentenprijs berekenen. √
  • Kun je terugrekenen van de consumentenprijs naar de prijs exclusief btw.





Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies