Grammatica 3kader PWW

De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 1 - Quizvraag

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm:

Hij lijkt erg op zijn vader.
A
lijkt
B
hij

Slide 3 - Quizvraag

Gezegde (gez)
Het gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm.
Let op splitsbare werkwoorden (schrijf...op = opschrijven) 

Slide 4 - Tekstslide

Noteer het gezegde.
Wanneer mag de kaart verstuurd worden.

Slide 5 - Open vraag

Noteer het gezegde.
De docent geschiedenis stelde de toets twee keer uit.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Vis bijt kat

Slide 8 - Open vraag

Lijdend voorwerp (lv)
Je vindt het lijdend voorwerp door in een zin te vragen:
Wat/Wie + gezegde + onderwerp?

                                               Ik plak mijn band. 
Persoonsvorm (gezegde): plak
Onderwerp: wie plakt? = ik
Vraag: Wat plak ik? = mijn band.     Lijdend voorwerp = mijn band.


Slide 9 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.

Slide 11 - Open vraag