Oefen_SO_Zenuwstelsel_3TL_VMBO

Welk onderdeel hoort NIET tot het Centrale Zenuwstelsel?
A
Zenuwen
B
Ruggenmerg
C
Grote Hersenen
D
Kleine Hersenen
1 / 44
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welk onderdeel hoort NIET tot het Centrale Zenuwstelsel?
A
Zenuwen
B
Ruggenmerg
C
Grote Hersenen
D
Kleine Hersenen

Slide 1 - Quizvraag

Je ziet hiernaast een zenuwcel. Hoe heet onderdeel 3?
A
Korte uitloper
B
Lange uitloper
C
Cellichaam
D
Celkern

Slide 2 - Quizvraag

Je ziet hiernaast een zenuwcel. Hoe heet onderdeel 6?
A
Korte uitloper
B
Lange uitloper
C
Cellichaam
D
Celkern

Slide 3 - Quizvraag

Typen zenuwcellen
  • bewegingszenuwcellen (motorische zenuwcellen)

  • gevoelszenuwcellen (sensorische zenuwcellen)

  • schakelcellen

Slide 4 - Tekstslide

Typen zenuwcellen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen 3 typen zenuwcellen:
Gevoelszenuwcellen
Schakelcellen 
Bewegingszenuwcellen

Slide 5 - Tekstslide

Zenuwcellen
Zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen
  • Zenuwcel: cellichaam en uitlopers
  • Cellichaam: de kern
  • Uitlopers: geleiden de impulsen

Slide 6 - Tekstslide

Zenuwcellen
Verzenden van impulsen gaat via zenuwcellen
200 km/uur of sneller.

Zenuwcellen bestaan uit: Cellichaam en uitlopers

Slide 7 - Tekstslide

Welke zenuwcel heeft zijn cellichaam BUITEN het centraal zenuwstelsel?
A
Gevoelszenuwcel
B
Bewegingszenuwcel
C
Schakelcel

Slide 8 - Quizvraag

Welk nummer is de zenuwknoop?
A
Nummer 2
B
Nummer 5
C
Nummer 6
D
Nummer 7

Slide 9 - Quizvraag

Welk nummer is de bewegingszenuw?
A
Nummer 2
B
Nummer 5
C
Nummer 6
D
Nummer 7

Slide 10 - Quizvraag

Van welke zenuwen liggen de cellichamen in de grijze stof van het ruggenmerg?
A
Schakelcellen
B
Bewegingszenuwcellen
C
Schakelcellen Bewegingszenuwcellen
D
Alle zenuwcellen

Slide 11 - Quizvraag

Welk nummer geeft de plek aan waar t cellichaam van de gevoelszenuw ligt?
A
Nummer 3
B
Nummer 4
C
Nummer 5
D
Nummer 6

Slide 12 - Quizvraag

Waar liggen de cellichamen van de bewegingszenuwcel
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 4
D
Nummer 5

Slide 13 - Quizvraag

Welk nummer is de gemengde zenuw?
A
Nummer 3
B
Nummer 4
C
Nummer 5
D
Nummer 6

Slide 14 - Quizvraag

Ligt zenuw 6 aan de linkerkant van deze persoon of aan de rechterkant?
En hoe kun je dat weten?
A
Linkerkant De zenuwknoop ligt aan rugzijde
B
Rechterkant De zenuwknoop ligt aan de rugzijde
C
Linkerkant De zenuwknoop ligt aan de buikzijde
D
Rechterkant De zenuwknoop ligt aan de buikzijde

Slide 15 - Quizvraag

Waar lopen de uitlopers van schakelcellen?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3
D
Nummer 5

Slide 16 - Quizvraag

Wat ligt er in de zenuwknoop?

Slide 17 - Open vraag

Welk nummer zijn de kleine hersenen?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 18 - Quizvraag

In welk onderdeel van de hersenen komen de impulsen aan?
A
Gevoelscentra
B
Bewegingscentra

Slide 19 - Quizvraag

Met dit deel van de grote hersenen
pak je een stuk appeltaart.
A
Gevoelscentra
B
Bewegingscentra

Slide 20 - Quizvraag

Met dit deel van de grote hersenen
zie je een stuk appeltaart.
A
Gevoelscentra
B
Bewegingscentra

Slide 21 - Quizvraag

Wie regelt dit?
Zorgen dat je je evenwicht niet verliest
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam

Slide 22 - Quizvraag

Wie regelt dit?
Lichaamstemperatuur en Ademhaling
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam

Slide 23 - Quizvraag

Wie regelt dit?
Reflexen van hoofd en hals
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam

Slide 24 - Quizvraag

Waar vindt de meeste activiteit plaats in hersenen?
A
Witte stof, daar liggen cellichamen
B
Witte stof, daar liggen uitlopers
C
Grijze stof, daar liggen cellichamen
D
Grijze stof, daar liggen uitlopers

Slide 25 - Quizvraag

Wat ligt in de witte stof in de hersenen?
A
Cellichamen
B
Uitlopers

Slide 26 - Quizvraag

Wat zit in de schors bij het ruggenmerg en bij de hersenen?
A
Beide alleen uitlopers
B
Beide alleen cellichamen
C
Ruggenmerg: uitlopers Hersenen: cellichamen
D
Ruggenmerg: cellichamen Hersenen: uitlopers

Slide 27 - Quizvraag

Bewuste reactie of een Reflex?
Je pakt een beker warme chocolademelk.
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 28 - Quizvraag

Bewuste reactie of een Reflex?
Je trekt je hand terug, omdat de beker veel te heet is.
A
Bewuste reactie
B
Reflex

Slide 29 - Quizvraag

Hoe verloopt een reflexboog?
A
Het begint bij een zintuig Het eindigt bij een spier
B
Het begint soms bij een zintuig en soms bij een spier
C
Het begint bij een spier Het eindigt bij een zintuig
D
Het eindigt altijd bij een zintuig

Slide 30 - Quizvraag

Sommige reacties moeten zo snel dat het signaal niet eerst langs de hersenen gaat. Dit noemen we reflexen. Geef de juiste route voor de impuls bij een reflexboog. 
Schakelcel
Zintuigcel
Bewegings-zenuwcel
Gevoels-zenuwcel
Spiercel

Slide 31 - Sleepvraag

Wat is het grote verschil tussen een reflex en een normale reactie?

Slide 32 - Open vraag

Via welk onderdeel van het Centraal Zenuwstelsel loopt de pupilreflex?
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 33 - Quizvraag

Via welk onderdeel van het Centraal Zenuwstelsel loopt de kniepeesreflex?
A
Grote Hersenen
B
Kleine Hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 34 - Quizvraag

Welke reflexen gaan altijd via de Hersenstam?
A
Reflexen van je romp
B
Reflexen van je ledematen
C
Reflexen van je hoofd en hals
D
Alle reflexen gaan via de hersenstam

Slide 35 - Quizvraag

Welke hormonen horen bij welke hormoon klier?
Groeihormoon
Schildklierhormoon
Adrenaline
Insuline
Glucagon
Testosteron
Oestrogeen

Slide 36 - Sleepvraag

Sleep de juiste naam naar de juiste hormoonklier
Teelbal
Hypofyse
Eierstok
Bijnier
Alvleesklier
Schildklier

Slide 37 - Sleepvraag

Dit is een hormoonklier
Dit is GEEN hormoonklier

Slide 38 - Sleepvraag

Cellen in de alvleesklier 
die insuline & glucagon maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 39 - Sleepvraag

Glucagon
  • Glucagon zet glycogeen weer om in glucose 
  • Glucosegehalte stijgt weer

Slide 40 - Tekstslide

Regeling van bloedsuikerspiegel
Glucose wordt omgezet tot glycogeen door insuline
Glycogeen wordt omgezet tot glucose door glucagon





Insuline en glucagon worden aangemaakt in de alvleesklier

Slide 41 - Tekstslide

Cellen in de alvleesklier die insuline en glucagon maken
Is verhoogd in het bloed na een maaltijd
Stimuleert de omzetting van glucose naar glycogeen
Komt vrij als je bloedsuikerspiegel te laag is
Eilandjes van Langerhans
Glucose
Insuline
Glucagon

Slide 42 - Sleepvraag

Glucose -> Glycogeen
Glycogeen -> Glucose
Insuline
Glucagon

Slide 43 - Sleepvraag

Alvleesklier maakt ....
Alvleesklier maakt ....
insuline
glucagon

Slide 44 - Sleepvraag