3.1 Organismen in hun omgeving (les 2)

H3 Planten en dieren 

3.1 Organismen in hun omgeving
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Planten en dieren 

3.1 Organismen in hun omgeving

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Afmaken 3.1
 

Slide 2 - Tekstslide

Nu
Maak bij 3.1 de opdrachten: 4, 5, 6, 9, 10 en 11

(Daarna: opdrachten 15, 17, 19, 21, 22, 23, 24)
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling aanpassingen
  • Ieder organisme past bij het ecosysteem waarin hij leeft.

  • Planten en dieren zijn daarom ook aangepast aan het ecosysteem waar ze leven.

  • Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte? 
Wat doe jij als je het koud hebt? 
En als je het warm hebt? 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte? 
Wat doe jij als je het koud hebt? 
En als je het warm hebt? 

We zijn warmbloedig en willen onze lichaamstemperatuur zoveel mogelijk hetzelfde houden. 
Dat doen alle zoogdieren en vogels..... 

Slide 6 - Tekstslide

dieren die zich aanpassen

koud: isolatie/vetlaag->


<-warm: groot oppervlak

Bron 6, blz 139

Slide 7 - Tekstslide

Schedels
-Bedenk zelf (stil) of de schedel van een planteneter of vleeseter is.
-Hoe heten de kiezen en tanden? 

Slide 8 - Tekstslide

Aanpassing aan hun leefwijze
Je kan aan het gebit van een zoogdier zien wat ze eten.
1. richel (plooikiezen)  & snijtanden ==> planteneters
2. Knipkiezen & scherpe hoektanden ==> vleeseters
3. Knobbelkiezen & snijtanden ==> alleseters

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende soorten snavels

Slide 10 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 11 - Tekstslide

Verschillende soorten poten

Slide 12 - Tekstslide

Nu maken
Paragraaf 3.1 opdracht (4, 5, 6, 9, 10 en 11) 
15, 17, 19, 21, 22, 23, 24



timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Plooikiezen
A
Schapen en koeien
B
Mensen en varkens
C
Tijgers en leeuwen
D
Vogels en reptielen

Slide 14 - Quizvraag



Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.

Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Grote oren
B
Zomervacht
C
Luchtstroom
D
Dikke vetlaag

Slide 15 - Quizvraag

Een kievit is een weidevogel, welke poten zal de kievit hebben?
A
Klimpoten
B
zwempoten
C
grijppoten
D
steltpoten

Slide 16 - Quizvraag

Dit zijn voorbeelden van:
A
grijppoten
B
zwempoten
C
steltpoten
D
klimpoten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een aanpassing van een ijsbeer aan de kou?
A
dunne vacht
B
een lichte kleur
C
zijn omgeving
D
dikke vacht

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn plooikiezen?
A
Kiezen met een knobbelig oppervlakte, waarmee het voedsel kan worden fijngemalen.
B
Kiezen met harde richels van glazuur, waarmee het voedsel kan worden fijngemalen.
C
Scherpe kiezen waarmee het voedsel in stukken kan worden geknipt.

Slide 19 - Quizvraag

Abiotisch
Biotisch

Slide 20 - Sleepvraag

Wat is een ecosysteem?
A
Biotische factoren in een bepaald gebied
B
Abiotische factoren in een bepaald gebied
C
Biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied
D
Geen factoren in een bepaald gebied

Slide 21 - Quizvraag