Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
literaire begrippen
Literaire begrippen
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Literaire begrippen
Slide 1 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Literatuurlijst
- minimaal 12 boeken
- 30 punten (dyslexie 26 p.)
- V4 middeleeuws werk (1 p)
- V4 De val Marga Minco (1 p)
- V5 Snikken en Grimlachjes PP (1 p)
- V6: twee boeken 1880 - 1940, 1 boek 1940-1945, roman over WOII, dichtbundel,
- thematisch
- Nederlandstalige oorsprong
Slide 3 - Tekstslide
https:
Slide 4 - Link
Wat betekent het literaire begrip 'motto'?
A
Een korte zin aan het begin van het boek
B
Een korte zin aan het eind van het boek
C
De reden waarom het boek geschreven is
D
Een plaatje met het embleem van de schrijver
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Wat betekent het literaire begrip 'opdracht'?
A
Degene die opdracht heeft gegeven om het boek te schrijven
B
Aan wie het boek is opgedragen
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat betekent het literaire begrip 'thema'?
A
Het onderwerp waar het boek over gaat
B
Het genre waar het boek bij hoort
C
Het idee of de bedoeling achter een boek/verhaal
Slide 9 - Quizvraag
Wat is waar?
A
Het thema versterkt de motieven
B
De motieven versterken het thema
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Wat betekent het literaire begrip 'motief'?
A
Dat iemand iets gedaan heeft in het verhaal met een reden
B
Iets dat vaak terugkomt in het verhaal
C
Een structuur die het verhaal aanhoudt
D
Een reden waarom het boek is geschreven
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Piet Paaltjens
alias François Haverschmidt
1867 (1 punt)
Ook op Spotify door moderne artiesten:
Piet Paaltjens Recordings
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag
Kies:
- Lezen
- Uittreksels verzamelen+ eigen mening noteren
- Gedicht PP overschrijven en toevoegen
- Leesdossier inleveren
Slide 16 - Tekstslide
PROGRAMMA
- Lezen
- Literaire begrippen opzoeken en aan leesdossier toevoegen
- gedicht PP toevoegen
- aan leesdossier werken/lezen
Slide 17 - Tekstslide
timer
10:00
Slide 18 - Tekstslide
Wat houdt een 'alwetend perspectief' in ?
A
Dat de personages alles weten
B
Dat er een verteller is die alles weet
Slide 19 - Quizvraag
Een personale perspectief is hetzelfde als
A
Een ik-vertelwijze
B
Een hij/zij-vertelwijze
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
Een hoofdpersoon wordt ook wel een ....... genoemd
A
Karakter
B
Type
C
Karikatuur
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Tekstslide
Wat is een antiheld?
A
iemand bij wie alles mislukt
B
de slechterik in het verhaal
C
iemand die zelf het verloop van de gebeurtenissen bepaalt
D
een hoofdpersoon die bepaald wordt door zijn omgeving
Slide 24 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een type in het verhaal?
A
het broertje van de hoofdpersoon
B
de boze stiefmoeder
C
de hoofdpersoon zelf
D
diegene die de verhaalloop bepaalt
Slide 25 - Quizvraag
Wat betekent stream of consciousness?
A
de gedachten van alle personages
B
het vertellen van de gedachten van de personages
C
een directe weergave van een denkproces
D
het uitvoerig bespreken van de gebeurtenissen
Slide 26 - Quizvraag
Een vooruitwijzing is het omgekeerde van een flashback. Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een anachronie?
A
afwijking van de chronologie van de gebeurtenissen
B
de tijd waarin een verhaal zich afspeelt
C
de tijd die wordt beschreven in het boek
D
het achteraf vertellen van een verhaal
Slide 28 - Quizvraag
Welk perspectief herken je hier? Zij was nu eenmaal iemand die steeds…”.
A
autoriaal
B
personaal
C
kan je hier niet aan herkennen
Slide 29 - Quizvraag
Welk perspectief ken je hier? “Hij wist toen nog niet…”,
A
personaal
B
ik-perspectief
C
auctoriaal
D
kan je hier niet zien
Slide 30 - Quizvraag
Wat is een motief?
A
De reden voor een personage om zich te ontwikkelen
B
een steeds terugkerend betekenisvol element in een verhaal
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een motto van het verhaal?
A
In een zin het belangrijkste wat er over het verhaal wordt gezegd
B
citaat of kort stukje tekst (o.i.d.) voorin een boek.
C
theorie van verhalende teksten
D
de reden waarom het boek is geschreven
Slide 32 - Quizvraag
Waarom gebruikt een schrijver een motto?
A
De schrijver waardeert het citaat/het verhaal o.i.d.
B
Het geeft een hint voor het thema van het verhaal
C
Om te verantwoorden wat de schrijver geschreven heeft
D
Het is een slogan die niet in het verhaal past..
Slide 33 - Quizvraag
vertelde tijd
verteltijd
anachronie
ruimte
plaats
showing
telling
De situatie wordt uitgelegd door de schrijver.
De situatie wordt objectief beschreven.
de periode waarin de handeling van het verhaal zich afspeelt.
de tijd die in werkelijkheid verstrijkt terwijl het verhaal verteld wordt.
iets wat niet helemaal in zijn tijd past.
zorgt voor sfeer en spanning.
bijvoorbeeld over ‘een stadje aan de Maas’ of ‘een dorp in Brabant’
Slide 34 - Sleepvraag
Meer lessen zoals deze
literaire begrippen herhalen
Oktober 2021
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Voorbereiding mondeling 6v
Maart 2023
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
V4 herhalen literaire begrippen
September 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
Literaire begrippen - V4
November 2024
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5
vwo literatuur
Februari 2021
- Les met
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
5h literaire begrippen
Maart 2022
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
5h literaire begrippen
Februari 2022
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Mondeling H5
Oktober 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 5