Wat: lijkt op het redengevend verband, maar bij het redengevend verband neem je zelf een besluit om iets wel/niet te doen en bij een oorzakelijk verband ligt gebeurt iets buiten jouw wil om.
Signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij.
Voorbeeld: Doordat een boom de weg versperde, ben ik te laat op school.