Kapitel 3 week 2

Herzlich Willkommen!
Start Unterricht
Auf dem Tisch:
- Buch
- Heft (= schrift)
- etwas zum schreiben


Ruhig quatschen bis der Unterricht anfängt.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen!
Start Unterricht
Auf dem Tisch:
- Buch
- Heft (= schrift)
- etwas zum schreiben


Ruhig quatschen bis der Unterricht anfängt.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Erste Stunde, Woche 2
1. Planner/Lernziele dieser Woche
2. Lesen (S. 102)
     Aufgabe 14b/15/16
3. Wiederholung Grammatik (S. 140)
     Aufgabe 1/2/3/5/6/7/8
4. Blooket Wortschatz D-NL
5. Abschluss der Stunde + Hausaufgaben notieren
Kapitel 3: Unterwegs

Slide 3 - Tekstslide

onderwerpen toets
Kapitel 3: Unterwegs
Seite 128 -131
Lernliste NL-D: Seite 128
Lernliste D-NL: Seite 129
Grammatik: modale werkwoorden verleden tijd
Sprachmittel

Slide 4 - Tekstslide

Lesen - Alpenüberquerung (S.102)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Hoe maak je verleden tijd? 
Verleden tijd van de modale werkwoorden:
De vormen van de modale werkwoorden in de onvoltooid verleden tijd lijken  op de zwakke (=regelmatige) werkwoorden

Je moet er een paar stappen ondernemen om de goede vorm te vinden:


Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan modale werkwoorden (verleden tijd)
  1. Je zoekt telkens eerst de stam (hele werkwoord -en).
2. Dan voeg je aan het einde van de stam -te voor de verleden tijd toe.
3. Hieraan voeg je (daar waar nodig) de uitgang toe.


LET OP: In de verleden tijd van modale werkwoorden krijg je 
NOOIT een Umlaut!!!





Slide 8 - Tekstslide

Basisregels voor de modale werkwoorden verleden tijd:
  • de Umlaut verdwijnt!!
  • De ich- en de er/sie/es/man-vorm zijn gelijk!
  • De -te- van de verleden tijd komt erbij
  • Je moet de rijtjes uit je hoofd leren!


Slide 9 - Tekstslide


Ww: 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
Sie/sie
mogen
dürfen
durfte
durftest durfte
durften
durftet
durften
kunnen
können
konnte
konntest
konnte
konnten konntet konnten
moeten
müssen
musste musstest
musste
mussten musstet mussten
willen
wollen
wollte
wolltest 
wollte 
wollten 
wolltet 
wollten
weten
wissen
wusste
wusstest 
wusste 
wussten 
wusstet 
wussten
Let op: wissen heeft een andere vorm, 
            wissen - wusste

Slide 10 - Tekstslide

Warum .............. du gestern nicht mitkommen? (wollen, vt)
timer
0:20
A
willst
B
wolltest
C
wollst
D
wollte

Slide 11 - Quizvraag

Warum wolltest du gestern nicht mitkommen? (wollen)

Slide 12 - Tekstslide

Er .............. nicht in die Disko gehen. (dürfen, vt)
timer
0:20
A
durfte
B
dürfe
C
durften
D
dürfte

Slide 13 - Quizvraag

Er durfte nicht in die Disko gehen.

Slide 14 - Tekstslide

Warum .............. du dich so beeilen? (müssen, vt)
timer
0:20
A
müsst
B
musstest
C
müsstest
D
musste

Slide 15 - Quizvraag

Warum musstest du dich so beeilen? 

Slide 16 - Tekstslide

Was .............. der Reiseleiter nicht? (wissen)
timer
0:20
A
wüsste
B
wusstest
C
wüsstet
D
wusste

Slide 17 - Quizvraag

Was wusste der Reiseleiter nicht? 

Slide 18 - Tekstslide

Zweite Stunde, Woche 2
1. Planner/Lernziele dieser Woche
    Doel: woordenschat verbeteren/
                voorbereiden op toetsweek
2. Logo
3. Zelf dictee maken
4. Woordbingo
5. Abschluss der Stunde + Hausaufgaben notieren
Kapitel 3: Unterwegs

Slide 19 - Tekstslide

Zweite Stunde, Woche 2
1. Planner/Lernziele dieser Woche
    Doel: woordenschat verbeteren/
                voorbereiden op toetsweek
2. Zelf dictee maken
3. Woordbingo

4. Abschluss der Stunde + Hausaufgaben notieren
Kapitel 3: Unterwegs

Slide 20 - Tekstslide

Logo-Sendung
Opdracht:
Pak je schrift en schrijf per item op:
Wie (over wie gaat het?)
Wat (waar gaat het over)
Waar (stad, land)
Waarom (is er een probleem?)

Aan het eind van de uitzending:
Wat was nieuw/interessant voor jou?

Slide 21 - Tekstslide

Zelf een dictee maken
Je krijgt een blaadje. 
1. Je maakt een dictee voor je buurman/buurvrouw. (5 minuten)
     NL-DU: 10 woorden (met lidwoord)
     DU-NL: 10 woorden
2. Klaar? -> Wisselen en dictee maken (5-7 minuten)
3. Daarna ruil je weer terug en kijk je elkaars dictee na. (5 min.)
4. Geef elkaar vriendelijk feed-back en bemoedigende woorden :-) 

Slide 22 - Tekstslide

NL-DU (blz. 128)
DU-NL (blz. 129)
1
de bocht = ..........
1
seltsam = ...........
2
2
3
3
10
10

Slide 23 - Tekstslide

Woordbingo Seite 129
- 9 Fächer, 3x3
- schreibe 9 Wörter in Niederländisch auf
- ich nenne das Deutsche Wort!
- Der erste mit einer vollen Karte, hat gewonnen!

Slide 24 - Tekstslide

Was haben wir heute gemacht?


Ziele erreicht? (doel behaald?)
Hausaufgaben:

1. Lernen Grammatik A+B         (werkwoorden verleden tijd)     Seite 130
2. Machen: alle Wiederholungsaufgaben
(Seite 140-143)

Slide 25 - Tekstslide

Fertig, schönen Tag noch!

Slide 26 - Tekstslide