AR1 Spelling H6

Spelling H6
Ik kan komma’s correct gebruiken.
Ik kan de dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij citaten.
Ik kan woorden met c, cc, ck, k en kk correct spellen.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling H6
Ik kan komma’s correct gebruiken.
Ik kan de dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij citaten.
Ik kan woorden met c, cc, ck, k en kk correct spellen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Herhaling vorige les
Uitleg nieuwe les

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Let op! 
De docent vindt Merel een ijverigere leerling dan mij. 
Deze zin is juist. Maar het is toch dan ik???
nee, want het is: De docent vindt Merel een ijverigere leerling dan ze mij vindt.
Je maakt de zin dus af  in je hoofd met het werkwoord dat eerder in de zin staat. 

Slide 3 - Tekstslide

Piet heeft een mooiere telefoon
Jorik vindt Hasse niet zo aardig
Jullie hebben een groter huis
vinden je ouders je zusje liever
Jouw spreekbeurt was net zo interessant 
dan ik
als hem
dan wij
dan jou
als haar

Slide 4 - Sleepvraag

Jullie eten meer als/dan wij.
A
als
B
dan

Slide 5 - Quizvraag

Hij weet gewoon meer als/ dan ik.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quizvraag

Koen is even lang als/ dan Ivo.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quizvraag

Zij zijn slimmer dan/ als wij.
A
dan
B
als

Slide 8 - Quizvraag

Spelling H6
Je gebruikt een komma om een zin beter leesbaar te maken. Je zet een komma:
• tussen twee persoonsvormen:
– Als jij de wortels snijdt, schil ik ondertussen de aardappelen.
• tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):
– Maaike bestelde twee kroketten, een frikadel en een patatje oorlog.
• tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin:
– Hé, kun je even op me wachten, Peter?
• voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra:
– Teun is dol op sporten, maar zijn zusje heeft er een hekel aan.

Slide 9 - Tekstslide

Spelling H6
Je schrijft een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:
• een opsomming: Julie is dol op zoetigheid: snoep, ijs, gebak en toetjes.
• een toelichting: We eten elke dag verse groenten: dat is gezond.
• een citaat: Vader zei: ‘Ik zal de barbecue alvast even aansteken.’

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Aaanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 12 - Quizvraag

In de indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Staan de aanhalingstekens goed?

'Dat vind ik stom,' zei Marie.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

'Mevrouw,' riep Jos ', u bent uw tas vergeten!'

Het gebruik van aanhalingstekens in deze zin is

A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Tussen twee persoonsvormen hoort een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Voor het woordje 'en' komt ........ komma.
A
geen
B
een

Slide 17 - Quizvraag

Als jij je tas inpakt maak ik alvast het ontbijt klaar.
A
komma tussen maak en ik
B
geen komma
C
komma tussen inpakt en maak

Slide 18 - Quizvraag

wat is juist?
A
een komma gebruik je tussen de delen van een opsomming.
B
een komma gebruik je voor woorden als want, omdat en maar.
C
Tussen twee persoonsvormen staat nooit een komma.
D
Komma's maken het lezen van een tekst gemakkelijker.

Slide 19 - Quizvraag


De toets ging erg goed * ik verwacht minimaal een 9.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 20 - Quizvraag

Waarom staat er een dubbele punt?
Ik geef een feestje: volgende week zaterdag om 21.30 uur.
A
opsomming
B
uitleg
C
mening
D
feit

Slide 21 - Quizvraag

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 22 - Quizvraag

Waar gebruik je de dubbele punt niet voor?
A
Uitleg of toelichting
B
voor of na een aanspreking
C
Een gedachte
D
Een citaat

Slide 23 - Quizvraag

Duidelijk zo? 
Bekijk het filmpje bij deze les op Nieuw Nederlands.
Maak het huiswerk deze les: Spelling H6 (de bovenste).
Stel je vragen in teams als je tegen dingen aanloopt.
Controleer of je vragen opnieuw moet maken!

Slide 24 - Tekstslide