AR1 Spelling Hoofdstuk 6

Jullie eten meer als/dan wij.
A
als
B
dan
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Jullie eten meer als/dan wij.
A
als
B
dan

Slide 1 - Quizvraag

Zij zijn slimmer dan/ als wij.
A
dan
B
als

Slide 2 - Quizvraag

Herhaling vorige les
Let op! 
De docent vindt Merel een ijverigere leerling dan mij. 
Deze zin is juist!
 Maar het is toch dan ik???
nee, want het is: 
De docent vindt Merel een ijverigere leerling dan ze mij vindt.
Je maakt de zin dus af  in je hoofd 
met het werkwoord dat eerder in de zin staat. 

Slide 3 - Tekstslide

Piet heeft een mooiere telefoon
Jorik vindt Hasse niet zo aardig
Jullie hebben een groter huis
vinden je ouders je zusje liever
Jouw spreekbeurt was net zo interessant 
dan ik
als hem
dan wij
dan jou
als haar

Slide 4 - Sleepvraag

Leerdoelen Spelling H6

- Ik kan komma's correct gebruiken
- Ik kan dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij citaten
- Ik kan woorden met c, cc, ck, k en kk correct spellen

Slide 5 - Tekstslide

Welk leesteken mist er in de zin?
Als je dat wilt moet je dat doen.
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 6 - Quizvraag

Komma
  • Tussen twee persoonvormen: Wanneer Simon haast heeft, kan hij heel hard rennen.
  • Tussen delen van een opsomming: Mijn etui is compleet. Er zit een pen, een potlood, een gum, een geodriehoek en een passer in.
  • Tussen een naam  of een uitroep. Thomas, sta nu stil!
  • Voor voegwoorden: Ik wil graag weer naar school, maar dat kan niet vanwege het coronavirus.

Slide 7 - Tekstslide

Tussen twee persoonsvormen hoort een komma.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Voor welk woord komt de komma?

Ga eens aan het werk Emma.

Slide 9 - Open vraag

Voor het woordje 'en' komt ........ komma.
A
geen
B
een

Slide 10 - Quizvraag

Voor welk woord komt de komma?
Voordat ik naar school ga fiets ik nog even langs mijn tante.

Slide 11 - Open vraag

Voor welk woord komt de komma?

Hij is ziek want hij heeft koorts.

Slide 12 - Open vraag

Dubbele punt
  • een opsomming: De volgende onderdelen moet je leren: spelling, grammatica en begrijpend lezen.
  • een toelichting: Er zijn twee mogelijkheden: het gaat door of het gaat niet door.
  • een citaat: De viroloog zei: 'Het duurt nog een jaar voordat er een vaccin tegen covid-19 is.'


Slide 13 - Tekstslide

Welk leesteken mist er in de zin?
Piet zei 'Dat is niet een goede zin.'
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 14 - Quizvraag

Directe en indirecte rede
Directe rede: De docent zei: 'Vul je logboek in!'

Indirecte rede: De docent zei dat ik mijn logboek in moest vullen.

Slide 15 - Tekstslide

Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 16 - Quizvraag

'Mevrouw,' riep Jos ', u bent uw tas vergeten!'

Het gebruik van aanhalingstekens in deze zin is

A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht deze les / 
huiswerk vrijdag 26 maart
AGENDA: 13 april toets Spelling-Formuleren H4-5-6

- Spelling hoofdstuk 5 beide onderdelen
Opdrachten onder de 60% opnieuw maken



- Maken: Spelling hoofdstuk 6: komma, dubbele punt en aanhalingsteken. 
Maak online alle opdrachten.




Voor alle opdrachten geldt: lees eerst de theorie en bekijk het uitlegfilmpje. 
Ga daarna de opdrachten maken.

Slide 18 - Tekstslide

Deze les + huiswerk
AGENDA: 13 april toets Spelling-Formuleren H1-6

Huiswerk woensdag 24 maart: 
  • Spelling hoofdstuk 6: komma, dubbele punt en aanhalingsteken
  • Spelling hoofdstuk 6: werkwoordsvormen en werkwoordtijden

Dus deze les:
Spelling H6 'komma, dubbele punt en aanhalingsteken' afmaken 
+ starten met Spelling H6 'werkwoordsvormen en werkwoordtijden'. 
LessonUp staat klaar in de klas. 

Slide 19 - Tekstslide