Paragraaf 4 Remmen en botsen

Paragraaf 4 Remmen en botsen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4 Remmen en botsen

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren?
5.4.1 Je kunt drie factoren noemen waarvan de lengte van de remweg afhangt.
5.4.2 Je kunt aan de hand van een grafiek uitleggen wat het verband is tussen de beginsnelheid en de remweg.
5.4.3 Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met de reactietijd en de reactieafstand.
5.4.4 Je kunt de afstand berekenen die een auto nodig heeft om te stoppen.
5.4.5 Je kunt uitleggen hoe veiligheidsvoorzieningen in een auto bijdragen aan het verlengen van de remweg van de inzittenden. (PLUS)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de open plekken in de tekst.
Kies steeds uit de 2 woorden die achter de zin staan.

Een auto rijdt op een natte weg met banden met weinig profiel. De remweg is __________ dan wanneer de auto nieuwe banden zou hebben.

Je fietst met je vriendje achterop naar huis. De massa is nu __________ dan wanneer je alleen op de fiets zit. 

Als je nu moet remmen is de remweg ____________.
Je rijdt langzaam naar school. Als je plotseling moet remmen ,  je remweg is_________ dan wanneer je snel zou fietsen.

langer
korter
groter
langer

Slide 14 - Sleepvraag


a) reactietijd =  ...... s

b) reactieafstand =  ...... m

c) remweg = ...... m

1,0
2,8
10
0,7
8,3
15
20

Slide 15 - Sleepvraag

Lange remweg
Kortere remweg

Alleen op de fiets
De weg is glad 
Je hebt nieuwe remmen 
Versleten banden

Slide 16 - Sleepvraag

remweg
Hé, ik moet remmen
reactietijd

Slide 17 - Sleepvraag

Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg.
Sleep de grootheden aan die de remweg beïnvloeden naar het goede vak
 








Goed
Fout
de afstand
de massa
de remkracht
de snelheid
de tijd

Slide 18 - Sleepvraag

Remweg
Reactieafstand
Stopfstand

Slide 19 - Sleepvraag

Oranje pijl
Groene pijl
Witte pijl
Stopafstand
Reactieafstand
Remweg

Slide 20 - Sleepvraag

Kies van elke situatie of het de remweg langer of korter maakt.
Remweg wordt langer
Remweg wordt korter
Je banden zijn versleten
Je rijdt hard
Je hebt een volle aanhanger
De aanhanger is leeg
Je remt hard
Het wegdek is weer droog

Slide 21 - Sleepvraag

10. 3 Sleep de letters naar het juiste bijbehorende woord
Reactieafstand
Stopafstand
Remweg
A
B
C

Slide 22 - Sleepvraag

Een auto heeft niet onder alle omstandigheden dezelfde remweg.
Welke grootheden beïnvloeden de remweg?
A
de afstand, massa en remkracht
B
de afstand, de massa en snelheid
C
de reactieweg,de remkracht en snelheid
D
de snelheid, de massa en de remkracht

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de remweg?
A
75 m
B
95 m
C
150 m
D
170 m

Slide 24 - Quizvraag

Wat heeft GEEN invloed op de remweg?
A
Snelheid
B
Massa
C
Medicijngebruik
D
Versleten remmen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de remweg?
A
de lengte van de remsporen
B
een weg waarop je goed kunt remmen
C
de afstand die tijdens het remmen wordt afgelegd
D
De tijd die je nodig hebt alvorens je gaat remmen

Slide 26 - Quizvraag

Wat heeft invloed op de remweg?
A
gebruik van medicijnen
B
handsfree bellen
C
het moment dat het verkeerslicht op rood springt
D
het profiel van de banden

Slide 27 - Quizvraag


Een scooter maakt een noodstop. De beginsnelheid van de scooter is 45 km/h. De scooter remt in 4,4 s tot stilstand.
De beweging is eenparig vertraagd. Bereken de remweg.
A
27,5m
B
55 m
C
99m
D
198m

Slide 28 - Quizvraag

Gegeven: stopafstand = reactieafstand + remweg

Op welke van deze drie afstanden heeft de beginsnelheid invloed?
A
remweg
B
reactieafstand
C
remweg + stopafstand
D
alle afstanden

Slide 29 - Quizvraag

Bij een snelheid van 25 km/h bedraagt de remweg 4 meter.
Hoe groot is de remweg bij een beginsnelheid van 50 km/h?
A
blijft gelijk, 4 meter
B
8 meter
C
12 meter
D
16 meter

Slide 30 - Quizvraag

De remweg van een auto is bij dezelfde remkracht afhankelijk van de beginsnelheid. Als de beginsnelheid tweemaal zo groot is, dan is de remweg bij benadering
A
viermaal zo klein.
B
tweemaal zo klein.
C
tweemaal zo groot
D
viermaal zo groot.

Slide 31 - Quizvraag

De beginsnelheid van een Koosje is 10 km/h, de remweg van de auto is dan 2 m.

Hoe groot is de remweg als Koosje 40 km/h gaat rijden?
A
8 meter
B
16 meter
C
32 meter
D
4 meter

Slide 32 - Quizvraag

Klaar?
In de les gaan we aan de slag met de opdrachten 1 t/m 15 op blz. 44 t/m 48.

Slide 33 - Tekstslide