Tip 2: overzicht tijdens het so/proefwerk. Als je op het so/proefwerk de persoonsvorm onderstreept, maak je het voor jezelf overzichtelijk waar de ontkenning moet komen te staan.
Slide 7 - Tekstslide
Vertaal de ontkenning en plaats hem op de juiste plaats in de zin.
Anna et Emma font du sport. (niet meer)
Slide 8 - Open vraag
Vertaal de ontkenning en plaats hem op de juiste plaats in de zin.
En ce moment, elles peuvent. (niet)
Slide 9 - Open vraag
Vertaal de ontkenning en plaats hem op de juiste plaats in de zin.
Elles ont dit. (niets)
Slide 10 - Open vraag
Vertaal de ontkenning en plaats hem op de juiste plaats in de zin.
Sans elles, nous gagnons le match. (nooit)
Slide 11 - Open vraag
Répéter: grammaire H
In het Frans zijn er in totaal 3 manieren om een zin vragend te maken. Voor het proefwerk is het belangrijk dat je er in elk geval 3 kent en kunt toepassen.
Kijk goed naar de 3 verschillende manieren in de volgende slides.
Ik laat het zien aan de hand van de volgende zin:
Tu vas à l'école? --> Ga jij naar school?
Slide 12 - Tekstslide
Grammaire H: manier 1 & 2
Manier 1
Schrijf de zin over en zet er in plaats van een punt een ? achter.
Tu vas à l'école. --> Tu vas à l'école?
Manier 2
Begin de zin met est-ce que en zet daarna de rest van de zin erachter. Vergeet het vraagteken niet!
Tu vas à l'école. --> Est-ce que tu vas à l'école?
Slide 13 - Tekstslide
Grammaire H:
manier 3, inversie
Inversie: Het omdraaien van de persoonsvorm en het onderwerp.
In het Frans betekent dit: de eerste 2 woorden van de zin omdraaien.
Tu vas à l'école. --> Vas-tu à l'école?
Het is heel belangrijk dat je het koppelstreepje niet vergeet!
Slide 14 - Tekstslide
Grammaire H:
Een vraag stellen met een vraagwoord
Je kan natuurlijk ook een vraagwoord gebruiken bij een vraagzin. Hiervoor kan je het beste manier 1 of 2 gebruiken.
Où: waar Quand: wanneer Comment: hoe Combien: hoeveel Pourquoi: waarom Qui: wie Qu'est-ce que: wat
Slide 15 - Tekstslide
Maak van de volgende zin een vraagzin (zonder) vraagwoord op 3 verschillende manieren : Tu as faim.
Slide 16 - Open vraag
Maak van de volgende zin een vraagzin (zonder) vraagwoord op 3 verschillende manieren :
Tu prends toujours le petit déjeuner.
Slide 17 - Open vraag
Maak van de volgende zin een vraagzin (zonder) vraagwoord op 3 verschillende manieren : Vous aimez les oeufs.
Slide 18 - Open vraag
Les devoirs
Komende les: - Proefwerk chapitre 5
Apprendre (leren): - voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans) - phrases clés C & G (Nederlands-Frans) - grammaire D (de ontkenning) - grammaire H (vragen stellen in het Frans + vraagwoorden)