Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
3.52-2
Naar wie verwijst Σὺ (r. 15)?
A
Periander
B
Lykophron
C
de oudste zoon
D
degene die Lykophron binnenliet
1 / 34
volgende
Slide 1:
Quizvraag
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Naar wie verwijst Σὺ (r. 15)?
A
Periander
B
Lykophron
C
de oudste zoon
D
degene die Lykophron binnenliet
Slide 1 - Quizvraag
Wat betekent 'benijden'?
A
jaloers zijn
B
graag willen hebben wat een ander heeft
C
medelijden hebben
D
niet willen hebben wat een ander heeft
Slide 2 - Quizvraag
Waar komt 'tegelijkertijd' in de vertaling vandaan?
A
ὁκοῖόν τι ἐστιν is praesens en daardoor gelijktijdig
B
ἄπιθι is praesens en daardoor gelijktijdig
C
ἅμα betekent tegelijkertijd
D
τε betekent tegelijkertijd
Slide 3 - Quizvraag
Welke naamval heeft κρέσσονας (r. 16)?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
Slide 4 - Quizvraag
Welke modus heeft ἄπιθι (r. 17)?
Slide 5 - Open vraag
Naar wie of wat verwijst αὐτὸν (r. 17)?
A
Lykophron
B
de oudste zoon
C
τὸν πατέρα
D
τούτοισι τοισι λόγοισι
Slide 6 - Quizvraag
Welk aspect heeft κατελάμβανε (r. 18)?
A
duratief
B
iteratief
C
ingressief
D
conatief
Slide 7 - Quizvraag
Naar wie of wat verwijst ὁ (r. 18)
A
Periander
B
Lykophron
C
de oudste zoon
D
τὸν πατέρα
Slide 8 - Quizvraag
Welke functie heeft ἄλλο οὐδὲν (r. 18) in deze zin?
A
Onderwerp
B
Onderwerp in de ACI
C
Lijdend voorwerp
D
aanvulling bij ww
Slide 9 - Quizvraag
Welk aspect heeft ἀμείβεται (18)?
A
praesens historicum
B
duratief
C
iteratief
D
conatief
Slide 10 - Quizvraag
Naar wie of wat verwijst μιν (r. 18)?
A
Periander
B
Lykophron
C
τῷ θεῷ
D
ἄλλο οὐδὲν
Slide 11 - Quizvraag
Welke functie heeft μιν (r.18) in deze zin?
A
Onderwerp
B
Onderwerp in de ACI
C
Lijdend voorwerp
D
Meewerkend voorwerp
Slide 12 - Quizvraag
μιν ἱρὴν ζημίην ὀφείλειν τῷ θεῷ (r.18-19):
Leg uit waarom Lykophron dit zegt.
Slide 13 - Open vraag
Waar congrueert ἀπικόμενον (r. 19) mee?
A
Περίανδρος
B
αὐτὸν
C
μιν
D
nergens mee
Slide 14 - Quizvraag
Welke modus heeft εἴη?
A
indicativus
B
imperativus
C
conjunctivus
D
optativus
Slide 15 - Quizvraag
Van welk gebruik van deze modus is hier sprake?
A
obliquus
B
iterativus
C
finalis
D
potentialis
Slide 16 - Quizvraag
Naar wie of wat verwijst μιν (r. 21?)
A
ὁ Περίανδρος
B
τὸ κακὸν
C
τοῦ παιδὸς
D
πλοῖον
Slide 17 - Quizvraag
Welk aspect heeft ἀποπέμπεται (r. 21)?
A
praesens historicum
B
duratief
C
iteratief
D
conatief
Slide 18 - Quizvraag
Welke naamval heeft στείλας (r. 21)?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
Slide 19 - Quizvraag
Welke tijd is στείλας (r. 21)?
A
praesens
B
aoristus
C
futurum
Slide 20 - Quizvraag
Waarmee congrueert στείλας (r. 21)?
A
ὁ Περίανδρος
B
τὸ κακὸν
C
τοῦ παιδὸς
D
μιν
Slide 21 - Quizvraag
Welk aspect heeft ἐπεκράτεε (r.21)?
A
duratief
B
iteratief
C
conatief
D
ingressief
Slide 22 - Quizvraag
Naar wie of wat verwijst ταύτης (r. 22)?
A
Periander
B
Lykophron
C
het schip
D
Kerkyra
Slide 23 - Quizvraag
Naar wie of wat verwijst τοῦτον (r. 22)?
A
Prokles
B
Lykophron
C
het schip
D
Kerkyra
Slide 24 - Quizvraag
Welk aspect heeft ἐστρατεύετο (r. 22)
A
duratief
B
iteratief
C
conatief
D
ingessief
Slide 25 - Quizvraag
Naar wie of wat verwijst οἱ (r. 23)?
A
Prokles
B
Periander
C
Lykophron
D
het schip
Slide 26 - Quizvraag
Wat bedoelt Herodotos met τῶν παρεόντων πρηγμάτων (r.23)?
Slide 27 - Open vraag
Waarmee congrueert ἐόντα (r.23)?
A
τοῦτον
B
ὁ Περίανδρος
C
τὸν πενθερὸν Προκλέα
D
τὴν Ἐπίδαυρον
Slide 28 - Quizvraag
In welke naamval staat αἰτιώτατον (r.24)?
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
Slide 29 - Quizvraag
Welke functie heeft αἰτιώτατον (r.24) in deze zin?
A
LV
B
BwB
C
aanvulling van ww
D
ND
Slide 30 - Quizvraag
Waarom neemt Periander juist τὴν Ἐπίδαυρον in?
Slide 31 - Open vraag
Waarmee congrueert αὐτὸν (r.24)
A
Προκλέα
B
τὴν Ἐπίδαυρον
C
ὁ Περίανδρος
D
nergens mee
Slide 32 - Quizvraag
Welke functie heeft αὐτὸν (r.24)?
A
LV
B
ND
C
DVB
D
BWB
Slide 33 - Quizvraag
καὶ εἷλε μὲν τὴν Ἐπίδαυρον, εἷλε δὲ αὐτὸν Προκλέα καὶ ἐζώγρησε. Wat denk je dat Periander hiermee wil bereiken?
Slide 34 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
vragen bij 3.52
December 2018
- Les met
30 slides
5.91
Januari 2019
- Les met
24 slides
Gyges en Kandaules paragraaf 12
April 2021
- Les met
52 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
27 Tekst
April 2022
- Les met
19 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
vragen bij 3.51
December 2018
- Les met
34 slides
Horatius IV.1 strofe 4 t/m 6
Januari 2020
- Les met
16 slides
Middelbare school
27 tekst tm r. 11
April 2022
- Les met
26 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
20c vanaf r.10
Juni 2019
- Les met
27 slides
Middelbare school