Horatius IV.1 strofe 4 t/m 6

Welke woorden uit r. 13 t/m 14 zijn praedicatief gebruikt?
A
nobilis, decens, sollicitis, puer
B
nobilis, decens, tacitus, puer
C
nobilis, decens, centum, puer
D
decens, tacitus, centum, puer
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
Middelbare school

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welke woorden uit r. 13 t/m 14 zijn praedicatief gebruikt?
A
nobilis, decens, sollicitis, puer
B
nobilis, decens, tacitus, puer
C
nobilis, decens, centum, puer
D
decens, tacitus, centum, puer

Slide 1 - Quizvraag

Waarbij zijn deze woorden praedicatief
A
het ingesloten O (de ik-figuur) en feret
B
het ingesloten O (de ik-figuur) en late
C
het ingesloten O (Paulus Maximus) en feret
D
het ingesloten O (Paulus Maximus) en late

Slide 2 - Quizvraag

Waarom congrueert sollicitis (r.14)

Slide 3 - Open vraag

centum artium (r.15): Welke naamval en hoe gebruikt?

A
acc ev - LV
B
acc ev - respectus
C
gen mv - possessivus
D
gen mv - qualitatis

Slide 4 - Quizvraag

signa (r. 16):
Welke naamval en hoe gebruikt?
A
abl ev - aanvulling
B
abl ev - modi
C
nom mv - onderwerp
D
acc mv - lijdend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

militiae tuae (r. 16): welke naamval?
A
nom ev
B
gen ev
C
dat ev
D
nom mv

Slide 6 - Quizvraag

potentior (r. 17) wordt vertaald als machtiger. Welke vorm is dit dus?

Slide 7 - Open vraag

muneribus (r. 18) in welke naamval staat dit (dus) en hoe is het gebruikt?
A
dat - commodi
B
dat - finalis
C
abl - comparationis
D
abl - mensurae

Slide 8 - Quizvraag

largi (r. 19) congrueert met?

Slide 9 - Open vraag

In welke naamval staat largi aemuli (r. 18)?
A
nom ev
B
gen ev
C
dat ev
D
nom ev

Slide 10 - Quizvraag

In welke tijd en modus staat riserit (r.18)?
A
perf ind
B
perf conj
C
fut ind
D
fut ex

Slide 11 - Quizvraag

Albanos ( r. 19) congrueert met?

Slide 12 - Open vraag

Albanos lacus: in welke naamval en hoe gebruikt?
A
nom - onderwerp
B
acc - lijdend voorwerp
C
acc - BwB (na vz prope)
D
abl - BwB van plaats

Slide 13 - Quizvraag

Welke functie heeft te (r.19)?

Slide 14 - Open vraag

In welke tijd en modus staat ponet (r.20)?
A
prae ind
B
prae conj
C
perf ind
D
fut ind

Slide 15 - Quizvraag

marmoream (r. 20) staat in de accusativus, maar hoe is het hier gebruikt/welke functie heeft het?
A
LV
B
praedicatief
C
BwB
D
respectus

Slide 16 - Quizvraag