H4 Wat levert productie op
1 / 14
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is produceren?
A
Het maken van goederen
B
Het verlenen van diensten
C
Het maken van goederen en het verlenen van diensten
D
Producten kopen
Slide 2 - Quizvraag
Een bedrijfskolom is de volgorde van alle bedrijven die nodig zijn om een product te maken?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Stelling 1: Bij mechanisering nemen computers het werk van mensen over.
Stelling 2: Door mechanisering en automatisering stijgt de arbeidsproductiviteit
Stelling 2: Door mechanisering en automatisering stijgt de arbeidsproductiviteit
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Je maakt 80 pennen. De totale productiekosten zijn € 60,-
Wat zijn de productiekosten voor 1 pen? Rond je antwoord af op 2 decimalen
Wat zijn de productiekosten voor 1 pen? Rond je antwoord af op 2 decimalen
Slide 5 - Open vraag
Een ander woord voor recycling is hergebruik. De houdt in dat je van afval nieuwe materialen maakt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Maatschappelijke kosten
Bedrijfskosten
Reclame kosten
Energiekosten
CO2 uitstoot
Slide 7 - Sleepvraag
Duurzaam ondernemen is wanneer je als ondernemer zo goedkoop mogelijk de producten probeert te maken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Natuur
Arbeid
Kapitaal
Bakker
Graan
Oven
Slide 9 - Sleepvraag
Welk van de onderstaande beroepen is het meest kapitaalintensief
A
Docent
B
Verpleegkundige
C
Conciërge
D
Fabrieksmedewerker
Slide 10 - Quizvraag
In een meubelfabriek werken 15 mensen. Ze maken samen 3000 tafels per week. Wat is de arbeidsproductiviteit per medewerker per week?
Vul je antwoord in als een heel getal.
Vul je antwoord in als een heel getal.
Slide 11 - Open vraag
Als je in loondienst werkt ben je een ondernemer?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Stelling 1: Een ondernemer zorgt ook voor toegevoegde waarde.
Stelling 2: Toegevoegde waarde is de waarde die een ondernemer aan het product toevoegt. Hierdoor wordt de prijs hoger
Stelling 2: Toegevoegde waarde is de waarde die een ondernemer aan het product toevoegt. Hierdoor wordt de prijs hoger
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist
Slide 13 - Quizvraag
De afzet (aantal verkochte producten) is 40 stuks. De verkoopprijs is € 4,- Hoeveel bedraagt de omzet (verkoopopbrengst)
A
€ 44,-
B
€ 36,-
C
€ 4,-
D
€ 160,-
