3.1 Nederlands Leerjaar 1 periode 3 les 1 Betoog

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen betoog
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog te schrijven

Slide 6 - Tekstslide

Vandaag 
  • 20 minuten stillezen
  • Uitleg Betoog & Aan de slag 
  • Taal Integraal aan je leerdoelen werken

Slide 7 - Tekstslide

Stillezen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

SCHRIJFPLAN (deze krijg je op papier)

Slide 15 - Tekstslide

SCHRIJFPLAN en STAPPENPLAN
Zie mail + het wordt uitgedeeld. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Planning
- week van 13 februari afronden van je betoog
- week van 20 februari klassikale les (betoog nabespreken)


Slide 18 - Tekstslide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 19 - Quizvraag

Een stelling is:
A
Een bewering over iets
B
Een argument
C
Een pakkende zin

Slide 20 - Quizvraag

Een standpunt is:
A
Een samenvatting
B
Een mening over een stelling
C
Een argument

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een argument?
A
Een aangevoerd feit in een discussie om een zienswijze te ondersteunen
B
Een standpunt

Slide 22 - Quizvraag

Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen; nu heeft hij een flinke studievertraging opgelopen!

Wat is het argument in bovenstaande argumentatie?
A
Marcus heeft een flinke studievertraging opgelopen.
B
Marcus is duidelijk te veel bezig geweest met de beest uithangen.

Slide 23 - Quizvraag

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 24 - Quizvraag

Een goede schrijver bedenkt in zijn betoog al tegenargumenten. Waarom zou hij dit doen?
A
Het haalt zijn eigen stuk onderuit.
B
Hij kan direct aangeven waarom dit niet zo is.
C
Hij kan zijn argumenten daardoor zwaarder laten wegen.
D
Hij houdt wel van een beetje tegengas.

Slide 25 - Quizvraag

Het slot van een betoog is vaak een .....
A
tegenargument
B
conclusie
C
opsomming
D
mening

Slide 26 - Quizvraag

Ik ben goed voorbereid op het schrijven van een betoog.
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 27 - Poll

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

SCHRIJFPLAN (deze krijg je op papier)

Slide 30 - Tekstslide

SCHRIJFPLAN en STAPPENPLAN
Zie mail + het wordt uitgedeeld. 

Slide 31 - Tekstslide

Volgende week
  • 20 minuten stillezen (denk aan meenemen boek)
  • Betoog afschrijven
  • Oefenen Taal Integraal aan je leerdoelen 

Slide 32 - Tekstslide