4. 10 jan: argumentatiestructuur deel 2 (H20) + herhaling tekstbegrip

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4B

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, laptop

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom vwo4B

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, laptop

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
  • Herhaling les 20
  • Herhaling periode 1
  • Huiswerk bespreken
  • Aan de slag

Vandaag woensdag 8 januari:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel: Je kunt de argumentatiestructuur benoemen.
 
Schrijf in stilte op:
Welke structuren zijn er?
Leg per structuur uit hoe je de structuur herkent. 
timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in stilte nevenschikkend onafhankelijke argumentatie op bij het volgende standpunt:

Leerlingen van de middelbare school moeten een half jaar stage lopen. 
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open je laptop: 

herhaling periode 1

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk alineaverband geeft het signaalwoord "maar" aan?
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Dat moet ik nog uit mijn hoofd gaan leren.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij gaan onder die boom zitten, omdat het snikheet is.
'omdat'=
A
oorzakelijk verband
B
doel-middelverband
C
redengevend verband
D
concluderend verband

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je moet signaalwoorden kunnen toepassen; daarvoor moet je ze goed kunnen onthouden. 'daarvoor'=
A
oorzakelijk verband
B
toelichtend verband
C
concluderend verband
D
doel-middelverband

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Terwijl ik in de ambulance lag, bleven de anderen in verwarring achter.
terwijl=
A
toelichtend verband
B
tegenstellend verband
C
chronologisch verband
D
vergelijkend verband

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het lezen van een kerstkaart
A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Beschouwen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Begin met dit recept een avond van tevoren. Doe de beide soorten rozijnen in een kom, zet ze onder water en laat dit een kwartier staan. Giet de rozijnen af in een zeef en laat ze een nacht drogen aan de lucht.
Doe voor het deeg de bloem, melk, gedroogde gist, basterdsuiker, het zout en ei in een kom en kneed daar een soepel brooddeeg van.
A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Beschouwen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Activeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Beschouwen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een tekst kun je opdelen in drie delen, welke?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil en een overeenkomst tussen een onderwerp en hoofdgedachte?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp - hoofdgedachte
Verschil: 
Onderwerp is een woord of woordgroep
Hoofdgedachte is een zin. 

Overeenkomst: 
Beide geven weer waar de tekst over gaat. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn 11 functies van literatuur.
Geef er 3.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

11 functies van literatuur
  • persoonlijk: ontspanning, emotieverwerking, kennisvergaring van leven en  wereld, misstanden aan de kaak stellen, antwoord geven op vragen, genieten van stijl en de denkwereld achter het boek.
  • sociaal cultureel: uitbreiding woordenschat, taalgevoel, inzicht cultuur
Deze elf moet je kennen!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
Laptop dicht en in je tas. 
Huiswerk erbij pakken. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 6a: 
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie
  • Nevenschikkende onafhankelijk argumentatie
  • Nevenschikkende afhankelijk argumentatie
6b: leerlingantwoorden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7a: 


  • Standpunt = De Kijkwijzer moet verplicht zijn
  • 1 = niet alle films zijn geschikt voor kinderen. 
  • 2 = kinderen kunnen het verschil tussen echt en nep niet zien. 
  • 2 hangt gaat verder in op 1, niet op het standpunt. 
  • Onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7a: 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7b: 


  • Standpunt = Ik heb echt niks met haar. 
  • 1 = ik val op grappige kleine vrouwen.
  • 2 = zij is niet klein en grappig
  • 2 staat niet los van 1. Beide argumenten gaan over het standpunt (daarom is het niet onderschikkend).  
  • Nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7b: 




Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7c: 


  • Standpunt = Het is onmogelijk dat je mij in Texas Steak House hebt gezien. 
  • 1 = Ik ben vegetariër.
  • 2 = Ik was op vakantie.
  • 1 en 2 staan los van elkaar en zeggen iets over het standpunt. 
  • Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7c: 



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7d: 


  • Standpunt = Ik ga niet op kanopolo
  • 1 = Mijn zus zit op kanopolo
  • 2 = Ik wil niet bij een verenging waar mijn zus bij zit. 
  • 1 en 2 horen bij elkaar. Beide argumenten gaan over het standpunt (daarom is het niet onderschikkend).  
  • Nevenschikkende afhankelijke argumentatie

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7d: 


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7e: 


  • Standpunt = Honden zijn leuker dan katten
  • 1 = honden lijken in gedrag op mensen
  • 2 = niet aanwezig 
  • Enkelvoudige argumentatie

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Opdracht 7e: 


Slide 30 - Tekstslide

tot hier
Communiceren doe je samen 2
Maak opdracht 13 t/m 18 op pagina 96-97. 

Klaar? Maak een argumentatiestructuur van de argumenten in de tekst.

timer
12:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vraag 13. Wat is het onderwerp van de tekst? 
  • (de verplichte invoering van) het vrouwenquotum

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Lees titel + Alinea 1, 2, 3, 4. Maak opdracht 14. 
  • a Tegenover elkaar staan twee standpunten: 
  • ‘Het is goed dat er een vrouwenquotum komt.’ 
  • ‘De invoering van een vrouwenquotum is niet goed/werkt niet.’
  • b De auteur is voor een vrouwenquotum.
  • c Ja, de hoofdgedachte van de tekst is dat het goed is dat er een vrouwenquotum komt. 

Slide 33 - Tekstslide

tot hier 
Communiceren doe je samen 2
Vraag 15. 
  • Met drie argumenten tegen het vrouwenquotum. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vraag 16. 
  •  a Het is een feitelijke uitspraak. Je kunt nagaan of dit waar is of onwaar. De vraag is hier echter: wie worden er bedoeld met ‘de Nederlandse vrouw’? Alle vrouwen? Sommige? De meeste?
  • b Het is een feitelijke uitspraak. Wel kun je discussiëren over wanneer een maatregel ‘zwaar’ is en wat een ‘beperkt’ effect is.
  • c Het is een waarderende uitspraak. Wat de een gek vindt, hoeft een ander niet gek te vinden.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vraag 17. 
  • Bijvoorbeeld:
  • - waarderende uitspraak: dat de auteur de uitspraak ‘Je moet niet op geslacht selecteren, maar op kwaliteit’ een klassieker noemt. (regels 10 – 13) Ook de uitspraak zelf zou je een waarderende uitspraak kunnen noemen.
  • - feitelijke uitspraak: ‘Het quotum voor … leidinggevende functies.’ (regels 45-49)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Vraag 18. 
Met welk standpunt ben jij het het meest eens? 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een argumentatiestructuur van de argumenten in de tekst 'Tegen het vrouwenquotum? Lees dit eens.'
timer
5:00

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt: Er moet een vrouwenquotum komen. 
Het selectieproces werkt vrouwen op hogere functies tegen. 
Fulltime werken moet makkelijker worden / de werkdruk moet omlaag. Niet alleen voor vrouwen, maar voor mensen in het algemeen. 
Het beperkte effect blijft beperkt doordat de nadruk niet in alle sectoren ligt. 
De nadruk moet dus op alle sectoren komen te liggen. 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
Les 20: 
- Enkelvoudig
- Onderschikkend
- Nevenschikkend

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies