NOG afmaken 5. 12 feb: standpunt en argument (hst 10), argumentatiestructuur en -schema (hst 11)

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 5

Op tafel:
Map/schrift, pen, examenbundel

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 5

Op tafel:
Map/schrift, pen, examenbundel

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
  • Startopdracht
  • Standpunt en argument (hst 10)
  • Argumentatie (hst 11) 
Vandaag woensdag 12 februari:

Slide 2 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Startopdracht
Geef aan of de volgende uitspraken feitelijk of waarderend zijn: 
  1. De PVV is geen democratische partij, ik zal er dus nooit op stemmen.
  2. Ik doe liever geen eindexamen, want ik kan niet goed tegen die spanning.
  3. Zo'n schilderij van Munch is altijd een beleving, of hij nou in het Rijks hangt of in de buitenlucht. 

Slide 3 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Startopdracht - bespreken
Geef aan of de volgende uitspraken feitelijk of waarderend zijn: 
  1. De PVV is geen democratische partij, ik zal er dus nooit op stemmen. > feitelijk
  2. Ik doe liever geen eindexamen, want ik kan niet goed tegen die spanning. > waarderend
  3. Zo'n schilderij van Munch is altijd een beleving, of hij nou in het Rijks hangt of in de buitenlucht. > waarderend 

Slide 4 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Standpunt en argumenten (hst 10)

Feitelijke uitspraak: 
  • De uitspraak is te controleren. 
  • Let op: de uitspraak hoeft niet waar te zijn!
  • Bijv: Op de Nederlandse televisie boeken soaps de beste kijkcijfers. 

Waarderende uitspraak: 
  • De uitspraak bevat een mening van een persoon. 
  • Bijv: Op tv zijn soaps het allerleukst om te kijken.  

Slide 5 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Er zijn allerlei verschillende soorten argumenten, zie examenbundel pg 37-38. 

Aan de slag!

Maak opdracht 26 t/m 30 op pg 38. 

timer
8:00

Slide 6 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Argumentatie en -schema (hst 11)
4 soorten argumentatie(structuren). 

  • Je moet weten wat de verschillen zijn; 
  • Je moet de argumentatie zelf kunnen invullen in een structuur: 

Slide 7 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatiestructuur: manier waarop argumentatie is opgebouwd.

Argumentatiestructuren:
- Enkelvoudig
- Onderschikkend
- Nevenschikkend
          - onafhankelijk
          - afhankelijk


Maak aantekeningen!

Slide 9 - Tekstslide

Ik zou maar een paraplu meenemen, want het gaat zo regenen. 
Enkelvoudige argumentatie: 
Een standpunt wordt ondersteund met één argument. 

Slide 10 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie:
Er wordt één argument ondersteund met één of meerdere ander(e) subargument(en). 
Iedereen zou moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor de gezondheid, want roken kan zorgen voor hart- en vaatziekten.

Slide 11 - Tekstslide

 Nevenschikkend: meerdere argumenten
- onafhankelijk: argumenten staan los van elkaar
- afhankelijk: argumenten kunnen niet los van elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld 1. 
Iedereen zou moeten stoppen met roken, want roken is ontzettend slecht voor je gezondheid en kost veel geld.

  • Iedereen zou moeten stoppen met roken (standpunt), want roken is ontzettend slecht voor je gezondheid (arg 1) en roken kost veel geld (arg 2). 

argumentatiestructuur: 
  • onafhankelijk nevenschikkend

1. Benoem het standpunt en de argumenten. 
2. Benoem de argumentatiestructuur.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 2. 
Op dat feestje stond de muziek stond heel hard en ik kan niet goed tegen veel geluid. Ik vond het dus geen leuke avond. 

  • Op dat feestje stond de muziek stond heel hard (arg 1) en ik kan niet goed tegen veel geluid (arg 2 over arg 1). Ik vond het dus geen leuke avond (standpunt).

argumentatiestructuur:
  • afhankelijk nevenschikkend

1. Benoem het standpunt en de argumenten. 
2. Benoem de argumentatiestructuur.

Slide 14 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2
Argumentatieschema = 
Het verband tussen het argument en het standpunt. 
Op zes verschillende manieren: 

1. Oorzaak & gevolg (causaliteit)
2. Kenmerk of eigenschap
3. Voor- en nadeel
4. Vergelijking
5. Algemene uitspraken en voorbeelden
6. Autoriteit

Slide 15 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 16 - Tekstslide

Communiceren doe je samen 2

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 19 - Tekstslide