voorbereiden s.o grammatica

m2d week 5 les 1 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

m2d week 5 les 1 

Slide 1 - Tekstslide

Het programma
- lezen
- s.o en brief terug
- voorbereiden s.o grammatica 14 oktober

Slide 2 - Tekstslide

Ontleden in zinsdelen betekent...
A
zinsdelen zoeken
B
werkwoorden zoeken
C
kernzinnen zoeken
D
deelonderwerpen zoeken

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft deze zin precies?
A
4. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze zin precies?
B
5. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze / zin precies?
C
5. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze zin / precies?
D
6. Hoeveel / zinsdelen / heeft / deze / zin / precies?

Slide 4 - Quizvraag

Italiaanse | families | eten | vier | keer | in | de | week | pastagerechten.

A
Goed in zinsdelen verdeeld
B
Niet goed in zinsdelen verdeeld

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort bij woordbenoemen?
A
Zinsdelen
B
Onderwerp
C
Voorzetsel
D
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag

Wat zoek je bij woordsoorten?
A
persoonsvorm
B
gezegde
C
lidwoord

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk antwoord staan alleen woordsoorten?
A
Lidwoord, persoonsvorm, gezegde
B
Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp
C
Werkwoord, voornaamwoord, lidwoord
D
Ik weet niet wat woordsoorten zijn

Slide 8 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
ww

Slide 9 - Quizvraag

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, sinds, vanwege, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Wij gingen brood kopen.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 13 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
er staat geen meewerkend voorwerp in

Slide 14 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Welk zinsdeel is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Benoem het meewerkend voorwerp:
De docent gaf haar leerlingen een extra les over grammatica.
A
Een extra les
B
De docent
C
haar leerlingen
D
over grammatica

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk!
Maak oefening 6 t/m 9 vanaf blz. 223

Slide 19 - Tekstslide

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Zoek de pv
Verdeel de zin in zinsdelen
Zoek het wwg
Zoek het onderwerp
Zoek het lv
Zoek het mv
Zoek de bwb/bwb's

Slide 20 - Sleepvraag

persoonsvorm
zinsdeelproef
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Zet de zin in een andere tijd of maak van de zin een vraag.
Zet streepjestussen de zinsdelen.
Wie/Wat+ pv?
Zoek alle werkwoorden in de zin.
Wat/Wie+ wg + ow?
Aan wie/Voor wie + wg + ow  + lv?
Stel vragen als: Waar? Wanneer? Waarom? Hoe? Enzovoorts

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.

Slide 22 - Sleepvraag

ZN
BN
LW
VZ
WW
België
het
van
vergeten
gouden
een
Mark
doet
tijdens
groot
gedacht
gedachte

Slide 23 - Sleepvraag

ww
LW
ZNW
BNW
VZ
waren
schrijven
de
een
telefoon
Nederland
grote
rode
op
tijdens

Slide 24 - Sleepvraag

Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 25 - Sleepvraag

PV
OND
LV
MV
Kees
drinkt 
een cocktail
in de tuin
gelopen
heeft 
Mijn vader
een lekkere taart
gaf 
Mijn oma
de ingewikkelde som  
rekent 
Mehmet 
10 km
uit
haar zoon 

Slide 26 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 27 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar je juiste categorie woordsoorten.
Ik
mijn
lw
znw
bnw
vz
ww
ga
met
vrolijke
vriendin
naar
muziekles.

Slide 28 - Sleepvraag

Over dit onderdeel wil ik morgen nog even uitleg:

Slide 29 - Open vraag

Woordsoorten
benoemen kan ik:
A
uitstekend
B
goed
C
voldoende
D
onvoldoende

Slide 30 - Quizvraag

Zinsdelen vinden kan ik
A
uitstekend
B
goed
C
voldoende
D
onvoldoende

Slide 31 - Quizvraag