herhalen voor toets taalverzorging 1,2,3

Taalverzorging
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Ik ken de onderdelen voor de toets.
ik kan de theorie toepassen die ik moet leren voor de toets.

Teststof: Lezen H 1tm6 + Taalverzorging H 1tm6

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  3. Onderwerp                               (wie + gezegde?  of wat + gezegde?)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?)
  5. Meewerkend voorwerp      (aan wie + alle benoemde zinsdelen? of voor                                                                wie + alle benoemde zinsdelen?)
  6. Bijwoordelijke bepaling      (alle overgebleven zinsdelen)

Slide 3 - Tekstslide

Verdeel de deze zin in zinsdelen. Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? - De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 4 - Quizvraag


De jongens gooiden sneeuwballen.
Welk zinsdeel is 'sneeuwballen'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quizvraag

Om het lijdend voorwerp te zoeken heb je de volgende zinsdelen nodig:
A
Persoonsvorm
B
Persoonsvorm en gezegde
C
Persoonsvorm en onderwerp
D
Persoonsvorm, gezegde en onderwerp

Slide 6 - Quizvraag

Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Helaas had ik een aanrijding met de stoeprand niet kunnen voorkomen.
(wat is een goed zinsdeel=?)
A
/ kunnen voorkomen /
B
/ kunnen / voorkomen /

Slide 8 - Quizvraag

LEESTEKENS

- hoofletters

-punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punten

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel leestekens zitten er in deze zin?
ik ga vandaag bij piet spelen maar ik weet nog niet of dat mag
A
3
B
5
C
4
D
2

Slide 10 - Quizvraag

Staan de leestekens goed in deze zin?

Zodra ik wakker word, check ik mijn Instagram en bekijk ik mijn appjes.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

samengestelde zin
- een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen.
- een samengestelde zin bevat dus twee of meer persoonsvormen. 

Slide 12 - Tekstslide

samengestelde zin
Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer enkelvoudige zinnen. Elk van deze enkelvoudige zinnen heeft een eigen pv.
Een samengestelde zin heeft dus twee of meer pv's.

De poes miauwt.    +    Ze heeft honger. =
De poes miauwt, want ze heeft honger.

Slide 13 - Tekstslide

Een samengestelde zin heeft altijd een voegwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in een samengestelde zin?
A
vraagproef
B
tijdproef

Slide 15 - Quizvraag

Een samengestelde zin heeft altijd één persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

welke zin is een samengestelde zin?
A
De brandweermannen moeten de woningen inspecteren.
B
De kok moet de uitjes fruiten voordat de andere groenten erbij kunnen.
C
Ik zal de was aan de waslijn hangen.
D
Door de brand van afgelopen nacht heeft de doe-het-zelfzaak op de begane grond behoorlijke rookschade opgelopen.

Slide 17 - Quizvraag



Flevoland bestond vroeger niet,
want het IJsselmeer was nog niet drooggelegd.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.

Slide 18 - Open vraag



Rembrandt ging in de leer bij een meester-schilder,
omdat hij goed kon tekenen.
Noteer de persoonsvormen van de samengestelde zin.

Slide 19 - Open vraag

woordsoorten
lidwoord            werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel        voegwoord

Slide 20 - Tekstslide


Welk woordsoort is het onderstreepte woord? 
Kies uit: ww - lw - zn - bn - tw - vz - bw - vw
Een kapotte boormachine of een oude broodrooster kan worden gerecycled. 

Slide 21 - Open vraag

welke woordsoorten zie je in deze zin? zin: Herakles VERWONDDE hem met een GIFTIGE pijl

Slide 22 - Open vraag


Welk woordsoort is het onderstreepte woord? 
Kies uit: ww - lw - zn - bn - tw - vz - bw - vw
Door de jetlag raakte ik enorm van slag. 

Slide 23 - Open vraag