Werkwoordspelling

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 7

Werkwoordspelling

Wat leer je vandaag?

De persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd, zwakke en sterke werkwoorden, schrijven. 

De nadruk ligt op het wederkerend voornaamwoord.

Wederkerend voornaamwoord

Bij sommige hele werkwoorden hoort zich. Kijk hierbij naar het onderwerp en pas zich aan. 

zich schamen

jij schaamt ....

jullie schamen .....

Niels ... een zakdoek ... zijn bloedende knie.
Pas het woord (ombinden) toe. (t.t)

... jij wel vaker voor je beurt?
Pas het woord (antwoorden) toe.(t.t)

Ken ... ... voor zijn te snelle reactie.
Pas het woord (zich schamen) toe.(v.t)

Noa en Annefleur ... niets van de nieuwe sommen.
Pas het woord (begrijpen) toe. (v.t)

Juf Jacqueline ... altijd maar één keer!
Pas het woord (waarschuwen) toe.(t.t)

Ik ben klaar om dit toe te passen.

1. Ja
2. Nee

Wat gebeurt er bij een sterk werkwoord?

1. Verandert van klank
2. Verandert niet van klank

Als bij een zwak werkwoord de eerste letter van de stam in 't kofschip zit krijg je een t achter het woord.

1. waar
2. niet waar

Maak nu les 4 en Raak 29

Succes!

om 11:15 wisselen we