In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Powercollege 16_Soorten ondernemers en sectoren
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet welke soorten bedrijven je allemaal kan oprichten en wat de verschillen zijn tussen elke soort.
Je weet in welke sectoren bedrijven zitten en kunnen werken
Je weet wat het verschil is tussen geregistreerde werkloosheid en verborgen werkloosheid
Slide 2 - Tekstslide
Waarom zou iemand een eigen bedrijf starten?
Als het je lukt om een goed bedrijf te beginnen, kun je veel geld verdienen.
Je wilt niet voor iemand werken, maar lekker je eigen gang gaan en je eigen ding doen.
Slide 3 - Tekstslide
Als je een bedrijf begint moet je kiezen uit een ondernemingsvorm
Je hebt de volgende ondernemingsvormen:
Eenmanszaak
Vof
BV
NV
Stichting
Slide 4 - Tekstslide
Eenmanszaak
Er is 1 eigenaar die de baas is. De ondernemer kan wel personeel in dienst hebben.
Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaar zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaar kan claimen.
De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.
Slide 5 - Tekstslide
VOF (vennootschap onder firma)
Er zijn 2 of meerdere eigenaren.
Het geld van het bedrijf en het geld van de eigenaren zijn niet van elkaar gescheiden. Dat betekent dat de schuldeisers van het bedrijf de privé spullen van de eigenaren kan claimen.
De eigenaar betaalt inkomstenbelasting.
Slide 6 - Tekstslide
BV (Besloten vennootschap)
De eigenaren zijn aandeelhouders.
De aandelen van het bedrijf kunnen niet vrij worden verhandeld en de aandelen komen op naam te staan.
Een ondernemingsvorm waarbij het geld van het bedrijf en eigenaren gescheiden zijn. Ook de schulden zijn gescheiden. Als een bedrijf failliet gaat kunnen de schuldeisers niet het privé geld van de eigenaren claimen.
Over de winst word vennootschapsbelasting betaald.
Slide 7 - Tekstslide
NV (Naamloze vennootschap)
De eigenaren zijn aandeelhouders.
De aandelen van het bedrijf kan vrij mee worden gehandeld.
2 ondernemingsvormen waarbij het geld van het bedrijf en eigenaren gescheiden zijn. Ook de schulden zijn gescheiden. Als een bedrijf failliet gaat kunnen de schuldeisers niet het privé geld van de eigenaren claimen.
Over de winst word vennootschapsbelasting betaalt.
Slide 8 - Tekstslide
Stichting
Een bedrijf die is opgericht voor een bepaald doel.
De stichting mag geen winst maken en moet al het geld dat ze verdienen voor hun doel gebruiken.
Ze mogen wel werknemers in dienst nemen.
Slide 9 - Tekstslide
Hoe heet de bedrijfsvorm waarbij de organisatie geen winst wil maken.
Slide 10 - Open vraag
Organisaties worden verdeeld in 2 sectoren:
Je hebt de particulier sector. Dit zijn alle organisaties van burgers en winst proberen te maken.
Deze sector heeft altijd te maken met marktwerking.
Dit betekent dat de prijs van producten in de sector bepaald word door de vraag en aanbod van het product.
Bij een hoge vraag en weinig aanbod zijn producten duur.
Bij een lage vraag en veel aanbod zijn de producten goedkoop.
Slide 11 - Tekstslide
De 2e sector noemen we collectieve sector:
Dit zijn alle organisaties die geen winst willen maken en de overheid betaalt deze organisaties.
Voorbeelden van organisaties in de collectieve sector is het 't Schylger Jouw of de Stilen op West.
De overheid betaalt organisaties in de collectieve sector, zodat:
Er goederen en diensten beschikbaar zij waar geen winst op kan worden gemaakt (politie en leger).
De goederen en diensten betaalbaar blijven (zorg).
De overheid de kwaliteit van de goederen zelf hooghoudt (rechtspraak).
Sommige dingen kun je mensen niet apart voor laten betalen (zoals straatverlichting of dijken).
Slide 12 - Tekstslide
Soms stoot de overheid een onderdeel van de collectieve sector af.
Dit heet privatiseren. De overheid laat dan particulieren/burgers taken overnemen.
Een voorbeeld is het treinverkeer.
Het tegenovergesteld gebeurt ook. Dit heet nationaliseren. Dan neemt de overheid een deel van de particuliere sector.
Een voorbeeld is dat de overheid tijdelijk een paar banken in 2008 overnam.
Slide 13 - Tekstslide
Wanneer ben je werkloos?
A
Als je werkt
B
Als je geen baan hebt en niet opzoek bent naar werk
C
Als je geen baan hebt en opzoek bent naar werk
Slide 14 - Quizvraag
Werkloos
Je bent geregistreerd werkloos als jij bij het UWV ingeschreven staat. Dan weet de overheid dat je geen baan hebt, en het UWV helpt je dan met het naar een baan.
Je bent verborgen werkloos als je geen werk hebt, opzoek ben naar werk, maar niet ingeschreven staat bij het UWV.
Het percentage dat aangeeft hoeveel procent van de bevolking werkt noemen we arbeidsparticipatie.
In Nederland was in 2021 de arbeidsparticipatie 72,2%