Ontleden III

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht van Sevda
Zijn de communicatieve kinderen
heel hard en zorgzaam bezig?
Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht van Sevda
Zijn de communicatieve kinderen
heel hard en zorgzaam bezig?
Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht van Sevda
Zijn de communicatieve kinderen
heel hard en zorgzaam bezig?
Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf een zin op het papier met een onderwerp en persoonsvorm. 
Gebruik het onderwerp of de persoonsvorm van je briefje.

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf een zin op het papier met een onderwerp en persoonsvorm. 
Gebruik het onderwerp of de persoonsvorm van je briefje.
Het badeendje drijft.

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf een zin op het papier met een onderwerp en persoonsvorm. 
Gebruik het onderwerp of de persoonsvorm van je briefje.
Blijft het badeendje in warm water drijven?

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf een zin op het papier met een onderwerp en persoonsvorm. 
Gebruik het onderwerp of de persoonsvorm van je briefje.
Vandaag ben ik erg vrolijk!

Slide 8 - Tekstslide

Vandaag ben ik erg vrolijk!
Schrijf een zin op het papier met een onderwerp en persoonsvorm. 
Gebruik het onderwerp of de persoonsvorm van je briefje.
Let op: geen komma's, geen 'want', 'omdat', 'maar' ... 
Ik ben niet zo lekker want ik ben ziek.
Ik ben niet zo lekker, ik ben ziek.
Ik ben niet zo lekker, omdat ik ziek ben.
Ik ben niet zo lekker, maar ik ben niet ziek.

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf een zin op het papier met een onderwerp en persoonsvorm. 
Gebruik het onderwerp of de persoonsvorm van je briefje.
Vandaag ben ik erg vrolijk!
Let op: geen komma's, geen 'want', 'omdat' ... 
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide

Mix & ruil
  1. Zoek iemand uit.
  2. Laat de zin op het papier zien.
  3. Vraag wat de persoonsvorm is.
  4. Vraag wat het onderwerp is.
  5. Daarna is de ander aan de beurt.
  6. Klaar? Ruil van papiertje en zoek iemand anders

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf woord 1 op je wisbordje.
lieve

Slide 12 - Tekstslide

Maak deze zinnen:
Deze ochtend hebben alle lieve kinderen uit groep 7 van het Startpunt veel geleerd.

Ze kunnen nu een onderwerp aanwijzen.

Sommigen kennen ook de lijdende voorwerpen. 

Deze ochtend hebben alle lieve kinderen uit groep 7 van het Startpunt veel geleerd.

Ze kunnen nu een onderwerp aanwijzen.

Sommigen kennen ook de lijdende voorwerpen. 

Maak deze zinnen:
deze
ochtend
hebben
alle
lieve
kinderen
uit

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf woord 2 op je wisbordje.
vakantie

Slide 14 - Tekstslide

Maak deze zinnen:
Deze ochtend hebben alle lieve kinderen uit groep 7 van het Startpunt veel geleerd.

Ze kunnen nu een onderwerp aanwijzen.

Sommigen kennen ook de lijdende voorwerpen. 

Volgende week is het vakantie.
De meester vindt dat jammer.
Pas over twee weken kunnen we verder gaan ontleden.
Wie gaat er iets leuks doen?
Maak deze zinnen:
deze
ochtend
hebben
alle
lieve
kinderen
uit

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf woord 3 op je wisbordje.
goed

Slide 16 - Tekstslide

Maak deze zinnen:
Deze ochtend hebben alle lieve kinderen uit groep 7 van het Startpunt veel geleerd.

Ze kunnen nu een onderwerp aanwijzen.

Sommigen kennen ook de lijdende voorwerpen. 

Deze zinnen ontleden jullie goed!
Ik ben trots op je.
Vind jij het een beetje moeilijk?
Dat geeft helemaal niet.
We gaan nog genoeg oefenen.

Maak deze zinnen:
deze
ochtend
hebben
alle
lieve
kinderen
uit

Slide 17 - Tekstslide

De grote ontleden quiz

Slide 18 - Tekstslide

Het meisje loopt naar school

Wat is de persoonsvorm?
A
het meisje
B
loopt
C
naar
D
school

Slide 19 - Quizvraag

Gisteren las ik in de keuken de krant.

Wat is de persoonsvorm?
A
gisteren
B
las
C
ik
D
krant

Slide 20 - Quizvraag

Gisteren las ik in de keuken de krant.

Wat is het onderwerp?
A
gisteren
B
las
C
ik
D
krant

Slide 21 - Quizvraag

Kan je hier ook brood kopen?

Wat is het onderwerp?
A
kan
B
je
C
hier
D
brood

Slide 22 - Quizvraag

Het is warm vandaag!

Wat is het onderwerp?
A
het
B
is
C
warm
D
vandaag

Slide 23 - Quizvraag

Speel jij wel eens een spelletje?

Wat is de persoonsvorm?
A
speel
B
jij
C
wel eens
D
een spelletje

Slide 24 - Quizvraag

Speel jij wel eens een spelletje?

Wat is het onderwerp?
A
speel
B
jij
C
wel eens
D
een spelletje

Slide 25 - Quizvraag

Speel jij wel eens een spelletje?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
speel
B
jij
C
wel eens
D
een spelletje

Slide 26 - Quizvraag

Zullen we het iets moeilijker maken?

Wat is de persoonsvorm?
A
zullen
B
we
C
moeilijker
D
maken

Slide 27 - Quizvraag

Zullen we het iets moeilijker maken?

Wat is het onderwerp?
A
zullen
B
we
C
het
D
iets

Slide 28 - Quizvraag

Zullen we het iets moeilijker maken?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
zullen
B
we
C
het
D
iets

Slide 29 - Quizvraag

Zullen we het iets moeilijker maken?

Wat is het gezegde?
A
zullen we
B
zullen het
C
zullen maken
D
moeilijker maken

Slide 30 - Quizvraag

Gaan we nog even door?

Wat is 'we'?
A
Persoonsvorm
B
Onderwerp
C
Lijdend voorwerp
D
Gezegde

Slide 31 - Quizvraag

Wie heeft alle vragen beantwoord?

Wat is 'beantwoord'?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Persoonsvorm
D
Deel van het gezegde

Slide 32 - Quizvraag

En wie was de snelste?

Wat is de persoonsvorm?
A
en
B
wie
C
was
D
snelste

Slide 33 - Quizvraag

Wie is de winnaar?

Wat is 'wie'?
A
Persoonsvorm
B
Lijdend voorwerp
C
Gezegde
D
Onderwerp

Slide 34 - Quizvraag

Voor mij zijn jullie allemaal winnaars!

Wat is het onderwerp?
A
voor
B
mij
C
jullie
D
allemaal

Slide 35 - Quizvraag