Zinsontleding groep 8

Zinsontleding
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zinsontleding

Slide 1 - Tekstslide

Onderdelen van zinsontleding
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Lijdend voorwerp
  • Naamwoordelijk gezegde 
  • Meewerkend voorwerp
  • Werkwoordelijk gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind ik de persoonsvorm?


Vraagzin, tijdproef, getalproef 

Slide 3 - Tekstslide

Vul in: persoonsvorm

Mijn ouders zijn teleurgesteld naar huis gegaan.

Slide 4 - Open vraag

Hoe vind ik het onderwerp?


wie/wat + persoonsvorm 

Slide 5 - Tekstslide

Vul in: onderwerp

De jongens hadden die hond ook aan de schaapsherder kunnen geven.

Slide 6 - Open vraag

Hoe vind ik het lijdend voorwerp?


Wie/ wat + onderwerp + gezegde 

Slide 7 - Tekstslide

Vul in: lijdend voorwerp

Wij mochten gisteren alle poppen aan de peuterspeelzaal geven.

Slide 8 - Open vraag

Hoe vind ik het naamwoordelijk gezegde? 


  • Het naamwoordelijk deel zegt iets over het onderwerp.
  • In het naamwoordelijk gezegde zit altijd een koppelwerkwoord. 
  • Koppelwerkwoorden: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken, dunken. 

Slide 9 - Tekstslide

Vul in: naamwoordelijk gezegde

Mijn ouders zijn verzot op romantische films.

Slide 10 - Open vraag

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp?

Aan wie of voor wie + onderwerp + gezegde + lijdend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Vul in: meewerkend voorwerp

De vrouw heeft vanmorgen alle kinderen een sticker laten uitzoeken.

Slide 12 - Open vraag

Hoe vind ik het werkwoordelijk gezegde?

Alle werkwoorden in de zin

Slide 13 - Tekstslide

Vul in: werkwoordelijk gezegde

Op het fietspad is de jongen gister gevallen.

Slide 14 - Open vraag