In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom allemaal!
Pak je spullen:
Biologieboek
Schrift en pen
Mobiel in de tas!
Mooi! Dan gaan we beginnen!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Herhaling paragraaf 3.4: Uitscheiding
Uitleg paragraaf 3.5: Het immuunsysteem
Zelfstandig werken aan paragraaf 3.5
Toetsbespreking!
Slide 2 - Tekstslide
Hoe doen we klassikale vragen:
Zonder overleg (belangrijk om te controleren of je het zelf weet!)
Je schrijft het antwoord voor jezelf op
Niet door de klas roepen!
Ik geef de beurt aan een van jullie om het antwoord te geven
Slide 3 - Tekstslide
Van waaruit wordt bloed aangevoerd aan de nieren?
A
Vanuit de linker -en rechter nieraders
B
Vanuit de linker-en rechter nierslagaders
C
Vanuit de buikslagaders
D
Vanuit de buikaders
Slide 4 - Quizvraag
Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
Slide 5 - Quizvraag
Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierschors, niermerg, nierbekken
B
Niermerg, nierbekken, nierschors
C
Nierbekken, niermerg, nierschors
D
Nierschors, nierbekken, niermerg
Slide 6 - Quizvraag
Paragraaf 3.5: Het immuunsysteem
Slide 7 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kunt beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties.
Je kunt beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan.
Je kunt omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie.
Slide 8 - Tekstslide
Lichaamsvreemde stoffen
Ziekteverwekkers, maar ook bijv. een splinter of tattoo-inkt zijn lichaamsvreemde stoffen.
De immuunsysteem/ afweersysteem heeft als functie om lichaamsvreemde stoffen uit je lichaam te verwijderen.
Slide 9 - Tekstslide
Eerste verdediging
Als de huid gezond is kunnen er geen ziekteverwekkers doorheen dringen.
Slijmvliezen (neus, mond, luchtpijp, darmen, urinebuis, vagina) vangen ziekteverwekkers en houden ze tegen.
In je maag zit zoutzuur om organismen te doden.
Slide 10 - Tekstslide
Ziekteverwekkers
Bacteriën
Virussen
Als bacteriën of virussen het lichaam zijn binnen gedrongen spreek je van een infectie.
Slide 11 - Tekstslide
Ziekteverwekkers
Een bacterie is een eencellige ziekteverwekker met een celwand.
Een virus is geen levend organisme want hij kan zichzelf niet voortplanten (daar gebruikt hij de gastheer voor). Het is alleen DNA met een eiwitschil.
Slide 12 - Tekstslide
Herkenning
Je witte bloedcellen kunnen stoffen herkennen die niet in je lichaam thuis horen. Die stoffen heten antigenen en zitten aan de buitenkant van cellen en virussen.
Slide 13 - Tekstslide
Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen.
Slide 14 - Tekstslide
Reactie
Sommige witte bloedcellen eten alles op wat niet in je lichaam hoort waar lichaamsvreemde antigenen op zitten (bacteriën, virussen, tattoo-inkt, splinter).
Slide 15 - Tekstslide
Reactie
Andere witte bloedcellen reageren door antistoffen te maken die precies op het antigeen passen.
Slide 16 - Tekstslide
Antistoffen
Elke witte bloedcel kan maar één type antistof maken.
Elke antistof is uniek voor één antigeen.
Slide 17 - Tekstslide
Immuniteit
Ná een besmetting duurt het even voor er voldoende van de juiste antistof wordt aangemaakt. Tot die tijd ben je ziek.
Als je weer beter bent (door voldoende antistoffen te maken) onthouden de witte bloedcellen welke antistoffen ze gemaakt hebben en hoe het moest.
Slide 18 - Tekstslide
Immuniteit
Bij een volgende infectie met hetzelfde antigeen worden er sneller meer antistoffen gemaakt.
Je wordt dan niet weer ziek, je doodt de ziekteverwekker al voordat hij je ziek kan maken
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Natuurlijke immuniteit
Je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker omdat je er al een keer ziek van bent geweest.
Vaak bij: verkoudheid, waterpokken
Slide 21 - Tekstslide
Kunstmatige immuniteit
Je bent immuun zonder ziek te zijn geweest:
Kunstmatige immuniteit.
Door inenting tegen ernstige ziekten: Bof, mazelen, rode hond, meningitis, tropenziekten, corona!
Slide 22 - Tekstslide
Vaccinatie/ inenting
Je wordt ingespoten met een dode/ verzwakte ziekteverwekker (of maar een stukje ervan).
De ziekteverwekker kan je niet ziek maken maar de witte bloedcellen kunnen wel antistoffen maken tegen de antigenen op de ziekteverwekker.
Slide 23 - Tekstslide
Vaccinatie/ inenting
Je wordt dan niet meer ziek als je de echte ziekteverwekker binnen krijgt.
Je maakt dan namelijk ook snel veel antistoffen aan.
Slide 24 - Tekstslide
Hoe doen we klassikale vragen:
Zonder overleg (belangrijk om te controleren of je het zelf weet!)
Je schrijft het antwoord voor jezelf op
Niet door de klas roepen!
Ik geef de beurt aan een van jullie om het antwoord te geven
Slide 25 - Tekstslide
Lesdoel check!
Kan jij:
- beschrijven hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties?
- beschrijven op welke manieren immuniteit kan ontstaan?
- omschrijven wat er aan de hand is bij een allergie?
Slide 26 - Tekstslide
Wat zijn antistoffen?
Slide 27 - Open vraag
Wat zijn antigenen?
Slide 28 - Open vraag
Als je voor de eerste keer een bepaalde infectie oploopt, word je meestal ziek, ondanks dat je lichaam antistof maakt. Hoezo?
Slide 29 - Open vraag
Een witte bloedcel maakt een ziekteverwekker onschadelijk door hem op te nemen. Ontstaat hierdoor immuniteit voor deze ziekteverwekker? Leg je antwoord uit.
Slide 30 - Open vraag
Huiswerk
Wat:
Paragraaf 3.5: opdrachten 1 t/m 9
Hoe:
Alleen of in tweetallen (fluisteren!)
Hulp nodig?Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? maak een samenvatting en een begrippenlijst van paragraaf 3.5