M6 H1 §3 Rente en risico

Lesdoelen
  • Je kunt de risico-opslag van de rente uitleggen en toelichten dat de risico-opslag groter is bij een langere tijdsperiode.
  • Je kunt verklaren dat inflatierisico en het risico van wanbetaling onderdeel zijn van de risico-opslag.
  • Je kunt toelichten dat voor een geldverstrekker een onderpand het risico van wanbetaling verkleint.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  • Je kunt de risico-opslag van de rente uitleggen en toelichten dat de risico-opslag groter is bij een langere tijdsperiode.
  • Je kunt verklaren dat inflatierisico en het risico van wanbetaling onderdeel zijn van de risico-opslag.
  • Je kunt toelichten dat voor een geldverstrekker een onderpand het risico van wanbetaling verkleint.

Slide 1 - Tekstslide

Risico = niet alleen de kans
Risico in de economie > Verwachte schade
Afhankelijk van 
- De kans op die schade
- Het schadebedrag

Er is onzekerheid bij het inschatten van risico's
Je hebt vrijwillige en onvrijwillige risico's

Slide 2 - Tekstslide

Bereken het risico
Het afgelopen jaar zijn er in Hilversum bij het station vier scooters gestolen. De kans op diefstal het komende jaar 1 / 20. Thijs heeft een Vespa scooter die € 2500 waard is en parkeert die elke dag bij het station.

Bereken het risico van diefstal van de scooter in het komende jaar.

Slide 3 - Tekstslide

Rente: vergoeding voor tijd en risico
  • Als je jouw consumptie wil vervroegen (door geld te lenen), betaal je daar rente voor.
  • Als je jouw consumptie wil uitstellen (door geld te sparen), krijg je daar rente voor.
  • Rente is de vergoeding voor beschikbaar stellen van geld.

Slide 4 - Tekstslide

Rente: vergoeding voor tijd én risico
  • Uitgeleend geld wil je ook weer terugkrijgen => kans dat de ander niet kan terugbetalen.
  • Die kans is groter wanneer je een langere periode uitleent =>
  • risico op wanbetaling is dan dus groter.
  • Reken je extra rente voor: een risico-opslag
  • Maar als je een onderpand had, kan je dat verkopen => maakt het risico (de schade) kleiner (risico-opslag lager).

Slide 5 - Tekstslide

Rente: vergoeding voor tijd en risico
  • Er is ook kans (zelfs vrijwel zeker) je geld minder waard is geworden wanneer het terugbetaald wordt.
  • Als je dan door hogere prijzen minder van het geld kan kopen => inflatierisico
  • Reken je ook extra rente voor: de risico-opslag voor het inflatierisico

Slide 6 - Tekstslide

Vorig jaar => Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal => waarde / basiswaarde x 100

Geen percentage, maar je kan de procentuele verandering er wel van afleiden.
Indexcijfer 140 => 40 % toename t.o.v. basisjaar (100)
Indexcijfer 95 => 5 % afname t.o.v. basisjaar (100)

Slide 7 - Tekstslide

Vorig jaar => Rendement
  • Nominaal rendement: opbrengst (als %) zonder rekening te houden met inflatie
  • Reëel rendement: opbrengst (als %) na correctie voor inflatie
  • € 2000,- op je spaarrekening, 3% rente per jaar, inflatie 2%.
  • Wat is het nominale rendement dat jaar?
  • Wat is het reële rendement dat jaar?

Slide 8 - Tekstslide

Vorig jaar => Rendement
€ 2000,- op je spaarrekening, 3% rente per jaar, inflatie 2%.
  • Indexcijfer nominale spaarwaarde?
  • CPI?
  • Indexcijfer reële spaarwaarde?

Slide 9 - Tekstslide

Vorig jaar => Rendement
€ 2000,- op je spaarrekening, 3% rente per jaar, inflatie 2%.
  • Indexcijfer nominale spaarwaarde = 103
  • CPI = 102
  • Indexcijfer reële spaarwaarde = 103 : 102 x 100 = 100,98
  • Reële rendement = 100,98 - 100 = 0,98 %

Slide 10 - Tekstslide

Formule: RIC = NIC : PIC (x 100)
RIC = Reëel indexcijfer
NIC = Nominaal indexcijfer
PIC = Prijsindexcijfer (Inflatie, zoals CPI: consumentenprijsindexcijfer)

Met vorige voorbeeld =>
RIC = NIC : PIC x 100 = 103 : 102 x 100 = 100,98

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Video
Kijkopdracht: schrijf alle begrippen op die risico's en verzekeren te maken hebben.

1.10 - 6.30

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Wat betekent het
als je 'risico-avers' bent?

Slide 15 - Woordweb

Huiswerk


Bestudeer § 1.3 van module 6.
Maak de opgaven 1 en 3 t/m 9.

Slide 16 - Tekstslide

Uitleg
Groep van 100 mensen met auto van € 10.000, 5 daarvan lopen kans dat die auto wordt gestolen (is 5 %)
  • Wat is de verwachte totale schade voor de groep?
  • De groep besluit het risico samen te dragen, wat betaalt ieder?
  • Verzekeringspremie is totale risico / aantal mensen: 5 x 10.000 = 50.000 / 100 mensen = 500 premie per persoon

Slide 17 - Tekstslide

Uitleg
Iedereen heeft de keus om het risico zelf te lopen of om het risico te laten verdwijnen met een verzekering.
> De verwachte kosten zijn gelijk, maar het risico verschilt.
  • Wat kiest iemand met veel geld?
  • Wat kiest iemand die niet zomaar € 10.000 heeft?
  • Wat kiest iemand die risicoavers is? 

Slide 18 - Tekstslide

Ric = Nic / Pic (+ vuistregel ter controle)
Opdracht 5 klassikaal (weel)
Ivm huiswerk vlg week: risico avers (verzekering video)

Slide 19 - Tekstslide

Het ontstaan van inflatie
  • Prijzen (van goederen en diensten) stijgen in het algemeen.
  • Prijsstijging => geld wordt minder waard => inflatie.
  • Kans op prijsstijging / inflatie groter als de 'maatschappelijke' geldhoeveelheid groter is.
  • Grotere geldhoeveelheid komt vooral door kredietverlening.
  • ECB heeft daar invloed op met het monetair beleid (bv. rente)

Slide 20 - Tekstslide

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal 

Voorbeeld jouw lengte nu t.o.v. jouw lengte in 2015. 
Wat is het indexcijfer voor jouw lengte (in 2021 t.o.v. 2015)?

Lengte in vergelijkingsjaar / lengte in het basisjaar x 100

Slide 21 - Tekstslide