Herhalingslessen H4/5/6

Lezen H4/5/6
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen H4/5/6

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Woordenschat 4/5/6

Slide 15 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Woorden hebben een letterlijke betekenis. Soms hebben woorden ook nog een figuurlijke betekenis.


Een voorbeeld zie je op de volgende dia.

Slide 16 - Tekstslide

Bijvoorbeeld

Slide 17 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Dat vind je vaak in uitdrukkingen en spreekwoorden. Bekijk het plaatje maar eens.
"De hond in de pot vinden". Zoek de betekenis maar eens op.

Met weinig woorden kun je veel zeggen.

Slide 18 - Tekstslide

Casper bedankt voor het antwoord. Hoe bedoelt hij dat?
A
Casper is echt blij met het antwoord en wil zijn klasgenootje bedanken.
B
Casper is helemaal niet blij met het antwoord en bedoelt iets anders dan dat hij zegt.

Slide 19 - Quizvraag

Overdrijving
  • Extra laten opvallen
  • Iets mooier, groter, erger maken dan dat het is.
  • Vorm van figuurlijk taalgebruik.
  • Wordt ook wel hyperbool genoemd.'
  • VB: Justin schreef met koeienletters.
    Justin schreef heel groot.

Slide 20 - Tekstslide

Ironie
  • Schrijver zegt iets op een manier waardoor de lezer weet dat het niet serieus bedoeld wordt.
  • Tegenovergestelde van wat bedoeld wordt.

Slide 21 - Tekstslide

Taalverzorging 4/5/6

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Aan elkaar of los?

Slide 28 - Tekstslide

Tussenletter in samenstellingen
3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 29 - Tekstslide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s heeft, gebruik je -e- als tussenletters.
  • garage
  • garages
  • DUS:
  • garagedeur
  • garagebedrijf


Slide 30 - Tekstslide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 31 - Tekstslide

Tussenletters gebruiken

Tussenletters -s:

De tussenletter -s kun je meestal horen.


spruitje + lucht = spruitjeslucht







Twijfel je over de tussenletter -s, omdat je deze niet goed hoort?

Vervang dan het tweede deel.


damesschoen, want het is ook damestoilet

Slide 32 - Tekstslide

schema werkwoordspelling

Slide 33 - Tekstslide

pvtt of vd?

Slide 34 - Tekstslide

Is het grootgedrukte werkwoord een pvtt of een vd?


Gelukkig wordt Zeeland BESCHERMD door hoge dijken.
A
pvtt
B
vd

Slide 35 - Quizvraag

Is het grootgedrukte werkwoord een pvtt of een vd?

Elke laatste zondag van de maand BEHANDELT de debatclub een controversieel onderwerp.
A
pvtt
B
vd

Slide 36 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord of werkwoord?
Het afgebrande huis. = bijvoeglijk 
Het huis brandde af. = pv-vt 
Het huis is afgebrand. = voltooid deelwoord 

Slide 37 - Tekstslide