V4 5.3 Rekenen aan reacties

5.3 Rekenen aan reacties
Herhalen mol
Berekeningen aan reacties uitvoeren
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.3 Rekenen aan reacties
Herhalen mol
Berekeningen aan reacties uitvoeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mol is 3,4 g H2O?
A
61 mol
B
0,19 mol

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
  1. Wat is een overmaat?
  2. Ik wil het zout koperfosfaat maken, hoe doe ik dit? Noteer alle reactievergelijkingen.
  3. Ik heb een vast wit zout, op het potje staat niet wat het is, maar ik kan me herinneren dat het of lood(II)jodide of kwik(II)sulfide of koper(II)sulfaat is. Maak een stappenplan om te achterhalen welk zout in het potje zit. 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hier in ondermaat?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overmaat en Ondermaat
in overmaat = stof die na reactie overblijft
in ondermaat = stof die als eerste opraakt

De stof in ondermaat bepaalt hoeveel reactieproducten er kunnen ontstaan.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg 
Wanneer stopt een chemische reactie:
1. Als een van de beginstoffen op is (ondermaat)
2. Als de temperatuur onder de reactietemperatuur komt.

Dus als een beginstof helemaal weg reageert, dan is deze in ondermaat. De stof die overblijft na de reactie, is de stof in overmaat.
Hoeveel reactieproduct  er ontstaat is dus afhankelijk van de stof in ondermaat.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke stof is in overmaat?
4 CuO + CH4 --> 4 Cu + CO2 + 2 H2O
Je laat 25 g koperoxide reageren met 5,5 g methaan
Welke van deze 2 stoffen is in overmaat en hoe groot is deze?
1. Bereken de massaverhouding
2. Maak een kruistabel
3. Bepaal welke stof in  ondermaat is
4. Bereken m.b.v. de stof in ondermaat hetgeen ze willen weten

Slide 7 - Tekstslide

uitwerkingen van vb 3
Leerlingen zelf doen
Molrekenen
  • Kan gebruik maken van rekenschema: Kijk waar je bent in het schema en waar je heen wilt. Wat is daar voor nodig?
  • Nu: van gram naar mol 
  • Wat is daar voor nodig?
    De molaire massa

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Molrekenen
  • Molaire massa van H2O: 18,02 g/mol
  • van gram naar mol: delen door de molaire massa
  • 3,4 g/18,02 g/mol = 0,19 mol H2O

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan molrekenen
  1. Stel de reactievergelijking op
  2. Reken de massa of volume van gegeven stof om naar mol
  3. Leid de molverhouding af
  4. Bereken het aantal mol gevraagde stof
  5. Reken het aantal mol stof om naar gevraagde eenheid

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vraag
  • Bereken hoeveel gram koper er ontstaat uit 5,6 g koperoxide
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1: Reactievergelijking 
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water
  • CuO + CH4 -> Cu + CO2 + H2O
  • Kloppend:
    4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: Reken massa van gegeven stof om naar mol
  • 5,6 g CuO

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mol is 5,6 g CuO?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: Reken massa om naar mol
  • Molaire massa van CuO: 79,545 g/mol
  • van gram naar mol: delen door de molaire massa
  • 5,6 g/79,545 g/mol = 0,0704 mol CuO

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3: Molverhouding
  • 4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O
  • De molverhouding tussen CuO en Cu is 4:4, dus 1:1

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4: Bereken aantal mol gevraagde stof
  • 0,0704 mol CuO
  • Molverhouding is 1:1
  • Dus: 0,0704 mol CuO = 0,0704 mol Cu

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 5: Reken aantal mol gevraagde stof om naar gevraagde eenheid
  • 0,0704 mol Cu

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel gram Cu is 0,0704 mol Cu?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 5: Reken aantal mol gevraagde stof om naar gevraagde eenheid
  • Molaire massa van Cu: 63,55 g/mol
  • van mol naar gram: vermenigvuldigen met de molaire massa
  • 0,0704 mol * 63,55 g/mol = 4,47 g Cu
  • Er ontstaat dus 4,47 g Cu uit 5,6 g CuO

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vraag
  • Bereken hoeveel dm3 methaan er reageert met 5,6 g koperoxide
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water
  • Er wordt gewerkt bij T = 298 K en p=p0
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je een antwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1: Reactievergelijking 
  • Koperoxide reageert met methaan tot koper, koolstofdioxide en water
  • CuO + CH4 -> Cu + CO2 + H2O
  • Kloppend:
    4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2: Reken massa om naar mol
  • Molaire massa van CuO: 79,545 g/mol
  • van gram naar mol: delen door de molaire massa
  • 5,6 g/79,545 g/mol = 0,0704 mol CuO

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3: Molverhouding
  • 4 CuO + CH4 -> 4 Cu + CO2 + 2 H2O
  • De molverhouding tussen CuO en CH4 is 4:1

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 4: Bereken aantal mol gevraagde stof
  • 0,0704 mol CuO
  • Molverhouding is 4:1
  • Dus: 0,0704 mol CuO /4 = 0,0176 mol CH4

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 5: Reken aantal mol gevraagde stof om naar gevraagde eenheid
  • 0,0176 mol CH4
  • Moet nog dm3 van een gas, dus daar is Vm voor nodig
  • Bij T=298K en p=p0 geldt dat
    Vm = 24,5 dm3/mol
  • 0,0176 mol CH4 * 24,5 dm3/mol = 0,43 dm3 CH4

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik had de vraag goed (0,43 dm3)
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten af
Opgaven: 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 31, 32, 33

Morgen: nog een rekenvoorbeeld behandelen in de klas

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies