Grammatica les 1: LW/ZN & BN

Grammatica les 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica les 1

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
10 minuten
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Wat weten jullie nog?
kahoot:
https://create.kahoot.it/details/d193435d-e5e7-47c0-a203-204d69ac4d4c

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoorden 
  • Voorzetsel





  • Het ontleden van woordsoorten noemen we redekundig ontleden.
Woordsoorten en zinsdelen zijn allebei vormen van grammatica
Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde
  • Lijdend voorwerp






  • Het ontleden van zinsdelen noemen we taalkundig ontleden.

Slide 4 - Tekstslide

Belang van woordsoorten?
  • Inzicht in positie en functie van een woord in de zin. 
  • Bijvoorbeeld: lidwoord voor zelfstandig naamwoord, voegwoord voegt enkelvoudige zinnen aan elkaar samen, werkwoord kan tijd veranderen)
  • De deur
  • Ik hou van patat, maar niet van friet.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...weet je wat we deze periode gaan leren en wat je kunt verwachten
...weet je weet wat een lidwoord, een zelfstandig naamwoord en een werkwoord is.

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica jaar 1

  • Jaar 1: Zelfstandig naamwoord, lidwoorden, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsels, werkwoorden, werkwoordelijk gezegde, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, persoonsvorm en onderwerp.

  • Ook deze toets telt weer 3x mee.

Slide 7 - Tekstslide

De, het & een.

Slide 8 - Tekstslide

Lidwoorden (lw)
  • Het Nederlands kent drie lidwoorden (lw): de, het, een.

  • Het bepaalde lidwoord (blw): de & het 
  • (geeft één speciaal ding aan)
  • Het onbepaalde lidwoord: een 
  • (kan elke willekeurig ding zijn)




Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
  • Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

  • Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. 
  • Suzanne (naam) en Zwolle (plaats) zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord (zn)
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. 

  • Je hebt concrete zelfstandige naamwoorden en abstracte zelfstandige naamwoorden.

  • Concreet betekent dat het vorm en inhoud heeft. Je kunt het zien of aanraken.
  • De auto, een boom.

  • Abstract betekent dat het niet tastbaar is. Het is niet echt.
  • De heks, een tovenaar.





Slide 11 - Tekstslide

Concrete zelfstandige naamwoorden
  • Concrete zaken:
  • Personen (moeder, opa, Lies, Bart…)
  • Dieren (hond, kat…)
  • Dingen (lepel, lamp, auto, kast…)
  • Landen en plaatsen (Frankrijk, Amsterdam, zolder, woorkamer...)
 
  • Voorbeeldzinnen:
  • De schipper bestuurt het schip.
  • De hond is erg lief.
  • Ik ga met de auto.
  • We gaan naar Amsterdam.

Slide 12 - Tekstslide

Abstracte zelfstandige naamwoorden
  • Abstracte zaken:
  • Gevoelens (liefde, haat, honger, angst…)
  • Tijdsruimten (dag, uur, minuut…)
  • Eigenschappen (grootte, dikte, hoogte…)
  • Gebeurtenissen (ontmoeting)
  • Denkbeeldige personen of zaken (elfen, heksen, luilekkerland...)
 
  • Voorbeeldzinnen:
  • De liefde voor Ilse ging niet voorbij.
  • Over een uur gaan we naar huis.
  • De hoogte van de toren is dertig meter.
  • De heksen vliegen op een bezem.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Het zegt dus iets over een zelfstandig naamwoord.
  • De blauwe broek
  • De aardige vrouw
  • De houten trap
  • De gemene mentor

Slide 15 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 
  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord 
  • De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 

  • Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
  • De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch
  • Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden.
  • Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.

Slide 16 - Tekstslide

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 
  • Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.
  • Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst
  • Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een stoffen doos met daarin een gouden ring.

Slide 17 - Tekstslide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Quizvraag

De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Sleepvraag

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos

lokalen
klein

Slide 21 - Sleepvraag

Extra oefenen Cambiumned
kopieer en plak de volgende linkjes en maak de opdrachten.
  • Lidwoorden: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-lidwoorden-niveau-brugklas/
  • Zelfstandige naamwoorden: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-zelfstandige-naamwoorden/#
  • Werkwoorden: https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-werkwoorden-3-hv/


Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Maak opdracht 1, 2 in het opdrachtenboekje. (Pagina 2 t/m 4).

Volgende les huiswerkcontrole.

Slide 23 - Tekstslide