terugblik en vooruitblik

terugblik en vooruitblik
  • nog eens over de toets...
  • herhalen grammatica zinsdelen + oefenzin
  • inleveren hoofdvraag en deelvragen onderzoeksopdracht (Teams)
  • interview --> artikel onderzoeksopdracht

Dinsdag 8 december inleveren onderzoeksopdracht!
Deze week mag je verder werken aan de onderzoeksopdracht en lezen in je boek. Woensdag 18 november geef je mij de titel en de auteur door.
Kijk op : lezen voor de lijst en leesadviezen, minstens niveau 3.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

terugblik en vooruitblik
  • nog eens over de toets...
  • herhalen grammatica zinsdelen + oefenzin
  • inleveren hoofdvraag en deelvragen onderzoeksopdracht (Teams)
  • interview --> artikel onderzoeksopdracht

Dinsdag 8 december inleveren onderzoeksopdracht!
Deze week mag je verder werken aan de onderzoeksopdracht en lezen in je boek. Woensdag 18 november geef je mij de titel en de auteur door.
Kijk op : lezen voor de lijst en leesadviezen, minstens niveau 3.

Slide 1 - Tekstslide

Toetsweek 1, 
opdracht spelling: hoofdletters, leestekens
Tijdens de zomer van 2020 bezocht de heer Van de Putte in het noorden van Engeland een
Romeinse opgraving. Hij ontmoette daar een prinses die hem ten huwelijk vroeg. Omdat hij al getrouwd was, heeft hij geweigerd. Wat stom! Bij thuiskomst stelde hij namelijk vast dat zijn vrouw vertrokken was met buurman Jos de Klos. Gek verhaal, niet?
Omdat... geweigerd: Bijzin - hoofdzin...

Slide 2 - Tekstslide

Je moet een zin ontleden. Waar begin je mee en wat zijn je vervolgstappen?

Slide 3 - Open vraag

zinsdelen/stappenplan
1. persoonsvorm; tijdproef
2. zinsdeelproef
3. onderwerp; getal
4. werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
5. lijdend voorwerp
6. meewerkend voorwerp
7. bijwoordelijke bepalingen

Slide 4 - Tekstslide

2. zinsdelen
Je kunt een zin in delen verdelen: de zinsdelen. Er is een heel gemakkelijke manier om dat te doen. Onthoud het volgende: Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel.

Zodra je dus weet wat de pv (persoonsvorm) is, maak je steeds (in je hoofd) een andere zin. Tussen de zinsdelen zet je streepjes.

Let op: maak een zinsdeel zo lang mogelijk, maar een plaats en een tijd zijn wel aparte zinsdelen.

Slide 5 - Tekstslide

4. WG of NG
WG: iemand doet iets
pv + overige werkwoorden
hulpwerkwoorden + zelfstandig werkwoord
NG: iemand is iets, bijv. eigenschap
pv + [naamwoordelijk deel] + overige werkwoorden
hulpwerkwoorden + koppelwerkwoord
koppelwerkwoorden zijn: zwabbels

Slide 6 - Tekstslide

5. lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één lijdend voorwerp (lv) in een zin.

Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:

lv: wie/wat + wwg + ow?



Let op: een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.


Slide 7 - Tekstslide

meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin.

Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
mv: aan/voor wie + wwg + ow + (lv)?


Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.


Slide 8 - Tekstslide

Ontleed deze zin!
Wordt \ die appeltaart \ morgen \ door Patrick \ opgegeten? 
PV =  
OW =  
WWG =  
NWG = 
LV =  
MV =
BWB = 


Slide 9 - Tekstslide

En nog één!
Tobias \ is \ vorige zomer \ twee weken lang \ heel erg ziek \ geweest.  
PV =  
OW = 
WWG =  
NWG =  
LV =  
MV =  
BWB =  

Slide 10 - Tekstslide

met of zonder -n
  • is het een persoon?
  • altijd tientallen, honderden, etcetera...
  • kortom: leer de theorie ;-)

Slide 11 - Tekstslide

wanneer gebruik je 'hen' als verwijswoord, wanneer 'hun'?

Slide 12 - Open vraag

grammatica, verwijswoorden
- 'het'-woorden: dit of dat
- 'de'- woorden die of deze
- ken de uitgangen van vrouwelijke woorden:
- heid, -nis, -ing, -schap ....
- hen = lv en na voorzetsel
- hun = mv, zonder voorzetsel 

Slide 13 - Tekstslide

Onderzoeksopdracht
  • hoofdvraag en deelvraag goed formuleren en in logische volgorde plaatsen
  • interview--> artikel (wie? wat? coronaproof!)
  • volgende les: planning etc. 

Slide 14 - Tekstslide

artikel schrijven

Slide 15 - Tekstslide