Mensen, dieren, dingen, planten, gevoelens, etc.
1. Je kunt er de, het of een voor zetten
2. Het heeft vaak een verkleinwoord
3. Het heeft vaak een meervoud
In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
Het mooie eendje zwemt in de gracht.
De eend is mooi (een BN kan dus ook achter het ZN staan)
Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook weglaten:
Het eendje zwemt in de gracht.
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt vaak op -en
De gouden ring
Maar: de plastic tas (zonder -en)
Hulpwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Stap 1. Kijk hoeveel werkwoorden er in de zin staan
Stap 2. Zoek het belangrijkste werkwoord (welk werkwoord kun je niet weglaten?)
Stap 3. Staat het belangrijkste ww in het rijtje van de koppelwerkwoorden? Nee > ZWW
Wel in het rijtje: ZWW of KWW
Stap 4. Gaat het om een handeling of een eigenschap/toestand, DOE je iets of BEN je iets?
Handeling > belangrijkste ww is een ZWW
Eigenschap/toestand > belangrijkste ww is een KWW
Stap 5. Alle overige werkwoorden zijn HWW