les 7 thema 5 km1a (ma)

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop opstarten en inloggen bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeld naar mij.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop opstarten en inloggen bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeld naar mij.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Terugblik doelen vorige week.   
Uitleg nieuwe doelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; wat heb je deze les geleerd? 

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen waren lastig?

Welke vragen waren "lastig"? (nog veel niet gemaakt!)
We bespreken van B4 vrg 6, 8 + 9,  en van B6 vrg 3, 4 en 5. klassikaal.

Problemen met de andere vragen 
Dan help ik je individueel tijdens het maken van de opdrachten.



Slide 3 - Tekstslide

Wat is de functie van hormonen?
A
hormonen regelen de werking van organen die er gevoelig voor zijn
B
hormonen zorgen voor de voeding van veel hormoonklieren
C
hormonen zorgen voor snelle reacties op bepaalde prikkels

Slide 4 - Quizvraag

In de afbeelding zie je twee klieren.
Welk van deze twee klieren is het meest waarschijnlijk een hormoonklier?
A
klier 1
B
klier 2
C
allebei
D
geen van beiden

Slide 5 - Quizvraag

In de afbeelding is de ligging van enkele hormoonklieren bij een vrouw getekend.
Hoe heet deel 1?
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 6 - Quizvraag

De hormonen insuline en glucagon hebben beide inlvoed op het glucosegehalte van het bloed.
Is de invloed van deze hormonen op het glucosegehalte van het bloed hetzelfde of tegengesteld?
A
hetzelfde
B
tegengesteld

Slide 7 - Quizvraag

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 8 - Quizvraag

Het bloed bij de mens bevat gemiddeld 0,1% glucose.
Wanneer maken de eilandjes van Langerhans veel insuline?
A
als glucosegehalte hoger is dan 0,1%
B
als glucosegehalte lager is dan 0.1%

Slide 9 - Quizvraag

Bij diabetes maken de eilandjes van Langerhans te weinig van een bepaald hormoon.
Van welk hormoon?
A
glucagon
B
insuline

Slide 10 - Quizvraag

Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 11 - Quizvraag

De leerdoelen van deze week.
-Je kunt uitleggen wat gedrag is.
-Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
-Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.

Voor mavo ook:
-Je kunt uitleggen dat hard geluid kan leiden tot gehoorschade.


Slide 12 - Tekstslide

-Je kunt uitleggen wat gedrag is. 
Gedrag is alles wat een mens of dier doet.
Voorbeelden:.....

Slide 13 - Tekstslide

-Je kunt uitleggen wat gedrag is. 
Gedrag bestaat uit handelingen die met elkaar samenhangen en een doel hebben. 
Bepaalde handelingen volgen elkaar op in een vaste volgorde en het effect van de ene handeling leidt tot een volgende.
Dit noem je een gedragsketen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Een hond kwispelt als hij een andere hond ziet.
A
Wel gedrag
B
Geen gedrag

Slide 16 - Quizvraag

De blaadjes vallen van de boom
A
Wel gedrag
B
Geen gedrag

Slide 17 - Quizvraag

Je kijkt op je telefoon als je een app'je krijgt.
A
Wel gedrag
B
Geen gedrag

Slide 18 - Quizvraag

Is dit gedrag?
DE WEKKER GAAT.
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Slapen is gedrag?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Welke groep vertoont geen gedrag?
A
Mensen
B
Planten
C
Dieren
D
Honden

Slide 21 - Quizvraag

Stilstaan is een voorbeeld van gedrag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

-Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald. 
Gedrag wordt veroorzaakt door prikkels:
  • Geuren
  • Kleuren
  • Emoties
  • Vormen

Reactie daarop -> Respons 

Slide 23 - Tekstslide

-Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald. 
Prikkel > verandering in de omgeving, hier reageren dieren en mensen op.

Uitwendige prikkel > iets zien bijv. de hond ziet de voerbak en loopt erop af.
Inwendige prikkel > hij loopt naar de etensbak omdat hij honger heeft.
Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels. Alle reacties op prikkels vormen het gedrag.
Motivatie is de bereidheid tot het verrichten van een bepaald gedrag. 
(Ga je wel of niet eten als je iets lekkers ziet...wanneer wel/niet?)

Slide 24 - Tekstslide

-Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald. 
Gedrag ontstaat doordat mensen en dieren reageren op inwendige en uitwendige prikkels.
Inwendige prikkel -> komt vanuit het lichaam 
  • Honger
  • Sexuele drift
  • Agressie

Uitwendige prikkel -> komt van buiten
  • Geuren
  • Geluiden
  • Licht
  • Enz.


Slide 25 - Tekstslide

Aangeboren en aangeleerd gedrag
Aangeboren gedrag is gedrag dat een dier of mens niet hoeft te leren, maar al vanaf de geboorte heeft.

Aangeleerd gedrag leer je in de loop van je leven. 

Slide 26 - Tekstslide

Sociaal gedrag
Gedrag wordt bij veel dieren beïnvloed door soortgenoten. 

Gedrag van soortgenoten naar elkaar noem je sociaal gedrag.
Een prikkel of handeling bij sociaal gedrag noem je een signaal.

Slide 27 - Tekstslide

Gedrag van mensen, normen en waarden.
Waarden zijn dingen die mensen belangrijk vinden in het leven. 
Normen zijn de ongeschreven regels over hoe jij je moet gedragen. 

Slide 28 - Tekstslide

0

Slide 29 - Video

Een baby zuigt melk bij de moeder. Dit is ...?
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 30 - Quizvraag


Peuters drinken hun melk uit een beker
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 31 - Quizvraag

Een hond die op commando een poot geeft. Dit is ...?
A
Aangeboren gedrag
B
Aangeleerd gedrag

Slide 32 - Quizvraag

Juist of onjuist? Verliefd voor je uitstaren is gedrag dat volgt op een inwendige prikkel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Om gedrag uit te voeren heeft een dier prikkels nodig. Dit kunnen inwendige prikkels zijn of uitwendige. Wat is een INWENDIGE prikkel?
A
Nest maken voor jongen op komst
B
Een muis ziet een kat

Slide 34 - Quizvraag

Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag. 
Observeren: het feitelijke gedrag wat je ziet. (je gaat het dus niet uitleggen en verklaren maar beschrijft heel precies wat je ziet en niet wat je denkt ).

Interpreteren: vertellen wat je denkt dat dit gedrag betekend.

Bij mensen kun je vragen of dat wat je denkt klopt, bij dieren gaat dat lastiger. (Hond zwaait met zijn staart.....) Bij mensen uit verschillende culturen kan dat ook mis gaan. (In Iran is duimpje een middelvinger)

Slide 35 - Tekstslide

observatie/interpretatie

Slide 36 - Tekstslide

Wat is gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet
B
Een verandering in de omgeving of in het lichaam
C
Opmerken van een verandering in de omgeving
D
Veranderen van gedrag na een prikkel

Slide 37 - Quizvraag

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt uitleggen wat gedrag is.
-Je kunt uitleggen waardoor gedrag wordt bepaald.
-Je kunt het verschil benoemen tussen observatie en interpretatie van gedrag.
Voor mavo ook:
-Je kunt uitleggen dat hard geluid kan leiden tot gehoorschade.

Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van basisstof 5 en mavo ook B7
-Te maken: B5 (5.5) en mavo ook B7 (5.7)
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Na afloop nog een paar (4) vragen via lessonup.  

Slide 38 - Tekstslide

Afsluiting.
Wat nog niet af is van de studiewijzer van deze week is huiswerk voor de 1e les van volgende lesweek. (Dinsdag)

Extra uitleg nodig?

Gebruik dan de volgende links en/of kijk de lessonup nog een keer.

En dan nog een paar (4) vragen om te zien of je de doelen van deze les hebt behaald.

Slide 39 - Tekstslide

Welke twee type prikkels onderscheiden we?
A
Binnen en buiten prikkels
B
Hoge en lage prikkels
C
Ronde en vierkante prikkels
D
Inwendige en uitwendige prikkels

Slide 41 - Quizvraag


Je ziet de staart van een pauw
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 42 - Quizvraag


Je voelt de vacht van een alpaca
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 43 - Quizvraag


Je hebt honger.
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 44 - Quizvraag


In je agenda gezet wat je gaat of moet doen?
  

Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.


Laat je plek netjes achter, schuif je stoel aan, vergeet je mobiel niet en zet je mondkapje op.

Slide 45 - Tekstslide