2.7 Grammatica - deel 1

Herhaling
wat hebben we de vorige les gedaan?
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling
wat hebben we de vorige les gedaan?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 1
Voor deze les krijg je een beoordeling:
Goed - voldoende - onvoldoende.

Slide 4 - Tekstslide

werkwoorden
zelfstandige
naamwoorden
lidwoorden
machine
slapen
de
Willem
klokje
fietst
drinken
een
opgegeten
het
gemaakt
hond
aardbeien

Slide 5 - Sleepvraag

opdracht 2

Slide 6 - Tekstslide

je
League of Legends?
werkwoord
zelfstandig
naamwoord
lidwoord
Ken
de
game

Slide 7 - Sleepvraag

Tijdens dit spel verzamel je goud en vergroot je je vaardigheden.
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
spel - goud - vaardigheden
B
spel - vergroot - goud
C
verzamel - vaardigheden

Slide 8 - Quizvraag

Bij bloeddonatie
je
goud en
gewoon cadeau.
werkwoord
zelfstandig
naamwoord
lidwoord
krijg
het
de
vaardigheden

Slide 9 - Sleepvraag

Nederlandse
slimme
werkwoord
zelfstandig
naamwoord
lidwoord
De
bloedbank
Sanquin
bedacht
een
stunt.

Slide 10 - Sleepvraag

In twee weken
Sanquin 300  nieuwe
werkwoord
zelfstandig
naamwoord
lidwoord
tijd
heeft
donoren
gekregen.

Slide 11 - Sleepvraag

Er zijn verschillende soorten zelf-standige naamwoorden. Ken je alle
6 soorten / categorieën ?

Slide 12 - Open vraag

mensen
dieren
planten
dingen
namen
begrippen
Zet de zelfstandige naam-
woorden in de juiste rij !
bakker
oorlog
Maxima
eekhoorn
broekzak
boom

Slide 13 - Sleepvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

glas
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

prachtig
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

honden
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

vriendschap
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

voor
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

Hengelo
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

thee
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

die
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

letters
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

zonnestraal
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?
Ja of nee?

alweer
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

oefening 9

Slide 25 - Tekstslide

Door de storm waren de bomen in de achtertuin omgewaaid.
Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
A
2 bepaalde lidwoorden
B
3 bepaalde lidwoorden
C
2 onbepaalde lidwoorden
D
3 onbepaalde lidwoorden

Slide 26 - Quizvraag

Een jongen uit mijn klas haalde een 10 voor het wiskundeproefwerk.
Welke lidwoorden staan er in de zin?
A
een - een - het
B
een - mijn - een - het

Slide 27 - Quizvraag

Een populair vloggersduo maakte een clip op het eiland Ibiza.
Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 28 - Quizvraag

Je hebt een pen, een potlood en een gum nodig voor de overhoring.
In welke volgorde staan de lidw. ?
A
de - een - een - een
B
een -de - een - een
C
een - een - de - een
D
een - een - een - de

Slide 29 - Quizvraag

Wie heeft er een leeg papiertje in de aanbieding ?
Hoeveel lidwoorden staan er ?
A
4: de - een - een - een
B
3: een -de - een
C
5: er - een - - in - de - een
D
2: een - de

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht 10

Slide 31 - Tekstslide

Kim heeft haar smartphone op de grond laten vallen.
In de zin staan ?
A
2 zn en 2 lw
B
3 zn en 2 lw
C
2 zn en 1 lw
D
3 zn en 1 lw

Slide 32 - Quizvraag

Nu zit er een grote barst in het beeldscherm.
In de zin staan ?
A
2 zn en 2 lw
B
3 zn en 2 lw
C
2 zn en 1 lw
D
3 zn en 1 lw

Slide 33 - Quizvraag

Voor veel geld wil een kennis de telefoon wel maken.
In de zin staan ?
A
2 zn en 2 lw
B
3 zn en 2 lw
C
2 zn en 1 lw
D
3 zn en 1 lw

Slide 34 - Quizvraag

Kim koopt voor het bedrag liever een nieuw apparaat.
In de zin staan ?
A
2 zn en 2 lw
B
3 zn en 2 lw
C
2 zn en 1 lw
D
3 zn en 1 lw

Slide 35 - Quizvraag

werkwoord

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Huiswerk
paragraaf 2.7 grammatica:
  • opdracht 12, 13, 14
  • opdracht 16, 17, 18, 19

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide