2.7 Grammatica

2.7 Grammatica blz 113
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.7 Grammatica blz 113

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van deze les(sen)  kan je de 
volgende woordsoorten benoemen:
  • Zelfstandig naamwoord
  • Lidwoord
  • Werkwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Open vraag

Welke woordsoorten ken je, naast het zelfstandig naamwoord, nog van op de basisschool?

Slide 5 - Open vraag

Maken: opdracht 1  blz 113

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
  1. mensen - leerling, tante
  2. dieren - hamster, alpaca
  3. planten - tulp, kastanjeboom
  4. dingen - telefoon, fietsband
  5. begrippen - liefde, respect
  6. eigennamen - Sarah, Eindhoven
Meestal: 
  • de/het/een ervoor
  • enkelvoud en meervoud
  • verkleinwoord

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het ZN in de volgende zin?
Ze is heel blij met het cadeautje.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het ZN in de volgende zin?
Onze juf is heel erg verdrietig.

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in de volgende zin?
Josien woont in Melick naast het speeltuintje.
A
Josien, woont, speeltuintje
B
Josien, Melick, speeltuintje
C
Josien, woont, naast
D
speeltuintje

Slide 10 - Quizvraag

Maken
Opdracht 7 blz 114

Slide 11 - Tekstslide

Welke lidwoorden kennen we in het Nederlands?

Slide 12 - Open vraag

Lidwoorden
Lidwoorden horen bij een zelfstandig naamwoord (ZN).
Drie lidwoorden:
bepaalde lidwoorden      --> de / het        (duidelijke wie of wat)
onbepaalde lidwoorden --> een                (niet duidelijk wie of wat)


Buiten regent het.      GEEN LIDWOORD --> WANT
Er is er één jarig!          ER STAAT GEEN ZN ACHTER

Slide 13 - Tekstslide

Welk lidwoord is een onbepaald lidwoord?
A
De
B
Het
C
Een

Slide 14 - Quizvraag

De lidwoorden 'de' en 'het' zijn ... lidwoorden.
A
bepaalde
B
onbepaalde

Slide 15 - Quizvraag

HET meisje was blij met haar voldoende.
A
HET = bepaald lidwoord
B
HET = geen lidwoord
C
HET = onbepaald lidwoord

Slide 16 - Quizvraag

Herhaling: wat zijn de zn in de zin?
De jongens brengen een album uit.

Slide 17 - Open vraag

Herhaling: Welk lidwoord is onbepaald?
A
de
B
het
C
een

Slide 18 - Quizvraag

Opdracht 10 (blz. 115)
a. Kim heeft haar smartphone op de grond laten vallen. 

b. Nu zit er een grote barst in het beeldscherm. 

c. Voor veel geld wil een kennis de telefoon wel maken. 

d. Kim koopt voor het bedrag liever een nieuwe smartphone. 

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoord
  • Woorden die een handeling uitdrukken / doe-woorden: praten, vertrekken, zwaaien,...  
  • Woorden die een situatie of gebeurtenis uitdrukken: staan, blijven, regenen,...

  • Hele werkwoord of infinitief (wij-vorm): kiezen, lopen, gaan,...
  • Werkwoorden kun je vervoegen, dat wil zeggen dat je de vorm kunt veranderen (aanpassen aan het onderwerp): ik kies, jij kiest, hij kiest, wij kiezen, jullie kiezen, zij kiezen

Slide 20 - Tekstslide

Is 'drinken' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn de werkwoorden in de volgende zin?
Ik heb gisteren de aardige jongen begroet.
A
ik heb
B
heb begroet
C
heb aardige
D
heb, aardige, begroet

Slide 22 - Quizvraag


Wat is het werkwoord in de volgende zin?
"Dat is zijn sporttas."
A
is
B
zijn
C
is en zijn

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 14: zet ww onder de werkwoorden
a. De meiden van Girlys Blog hebben een eerste single uitgebracht. 

b. Ze zingen een aanstekelijk liedje over vakantie.

c. In de clip crossen ze met een jeep over het eiland Ibiza. 

d. Ook laten ze kleding van bekende merken zien. 

Slide 24 - Tekstslide

Herhaling: wat is het werkwoord in de zin?
De arts trok zonder medische noodzaak elf tanden.

Slide 25 - Open vraag


Herhaling: wat zijn de werkwoorden in de zin?
Een 41-jarige vrouw heeft een bezoek aan de tandarts duur moeten bekopen.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide