pv verleden tijd + leenwoorden

Persoonsvorm in de verleden tijd
Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd correct spellen;
Je kunt 'leenwoorden' correct spellen.

Vraag: 
Wat weet jij al van de persoonsvorm in de verleden tijd. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm in de verleden tijd
Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd correct spellen;
Je kunt 'leenwoorden' correct spellen.

Vraag: 
Wat weet jij al van de persoonsvorm in de verleden tijd. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

pvvt

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak. 
In de verleden tijd veranderen zwakke werkwoorden niet van klank: stap – stapte; betaal – betaalde.
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd wel van klank: drijf – dreef; vind – vond.

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Enkelvoud: ik-vorm (tegenwoordige tijd) + de of te: smeerde, antwoordde, maakte, verlichtte
Meervoud: ik-vorm (tegenwoordige tijd) + den of ten: smeerden, antwoordden, maakten, verlichtten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Om te bepalen of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter voor de uitgang -en van een werkwoord. Als dat een medeklinker uit ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p is, dan schrijf je -te(n). Anders schrijf je -de(n).
 
Voorbeeld:
– lusten → ik lustte; keffen → het hondje kefte; morsen → de kleuters morsten;
– branden → de kaars brandde; plagen → zij plaagden; huren → wij huurden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De politicus ... (dubben) de hele nacht over de juistheid van zijn beslissing.
A
dubde
B
dubte
C
dubden
D
dubten

Slide 5 - Quizvraag

Het hele werkwoord is dubben.
Haal er -en af: dubb, de laatste letter is een b. Deze zit niet in het 't kofschip dus is het dubde.
'Zijn we er al bijna?', ... (puffen) de jongens halverwege de toren.
A
pufte
B
pufde
C
puften
D
pufden

Slide 6 - Quizvraag

Het hele werkwoord is puffen.
Haal er -en af: puff, de laatste letter is een f. Deze zit in het 't kofschip dus is het puften. (Het onderwerp is 'de jongens' dus meervoud!)
In de manegebak ... (draven) Anky's lievelingspaarden.
A
draafte
B
draafde
C
draaften
D
draafden

Slide 7 - Quizvraag

Het hele werkwoord is draven.
Haal er -en af: drav, de laatste letter is een v. Deze zit niet in het 't kofschip dus is het draafden. (Anky's paarden is meervoud!)
Het volgende schema zou je nu moeten kunnen herkennen en gebruiken. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Engelse leenwoorden
Voor Engelse leenwoorden werkt het ongeveer hetzelfde. 
Luister en bekijk de volgende video-uitleg.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zussen ... (joggen) vorige zomer heel fanatiek.
A
jogte
B
jogde
C
jogten
D
jogden

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gisteren ... (zappen) Suus de hele avond.
A
zappte
B
zappde
C
zapte
D
zapde

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jan ... (appen) zijn vriend dat hij wat later zou komen.
A
appte
B
appde
C
apte
D
apde

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu jij...
Maak van H5: spelling -> herhaling Engelse werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies